WINDRICHTING
a MATE VAN AFWAAIING
b ZONE DIE DROOGVALT BIJ
AFWAAIING AFWAAIINGSZONE
I—I' 'I
a MATE VAN OPWAAIING
b .- ZONE ONDER WATER BIJ
OPWAAIEN (OPWAAIINGSZONE)
c= OVER SPOELINGSZONE
HOOGWATERNIVEAU'S B'J GEM SPRING-EN DOODT U IN DE HUIDIGE SITUATIE
EN BU REDUCTIE VAN HET GET'J VOLGENS
COMPARTIMENTERINGSMOOEL C3
HAVEN RATTEKAAI
240
220
GEM
HOOGTE
KOMMEN
200
180
160
140
Z
120
100
V)
80
240
220
200
180
160
140
120
100
PROCENTEN -
ST ANNALAND/KRABBENKREEK
GEM
HOOGTE
KOMMEN
240
220
200
180
120
IH lOO
240-
220-
20O-
180
160 -
140 -
120
100 -
SPRINGTU
GEMIDOELDTU
DOODTIJ
Fig. 8. Schematische voor
stelling van op- en afwaaiing
Fig. 9. Beeld van de hoogte
ligging van enkele schorren in
de Oosterschelde ten opzichte
van de hoogwaterstanden
Fig. 10. Vereenvoudigde geo-
morfologische kaart van een
deel van de schorren ten oostei
van St.-Annaland; zie ook de
volgende pag.
Met de huidige inzichten kan vóór de
afsluiting op basis van een dan reeds
goedgekeurde inrichtingsschets bepaald
worden, welke ontwikkelingen verwacht
kunnen worden en hoe kan worden ingespeeld
op de potenties en de functies van het
gebied. Hierdoor voorkomt men dat bepaalde
processen, die direct na de afsluiting op gang
komen en die men als nadelig beschouwt,
worden tegengegaan zonder dat wordt over
wogen of de daarbij gebezigde methode niet
betekent dat andere mogelijke ontwikkelingen
worden geblokkeerd.
Overgangsgebieden die periodiek worden
overspoeld
Op grond van het feit dat het water in de
afgesloten zee-armen op een min of meer
constant peil wordt gehouden met peil-
schommelingen van niet meer dan 10 a 20 cm
zou men wellicht veronderstellen, dat er een
scherpe en harde begrenzing tot stand is
gekomen tussen het water- en het land-
systeem. Dit is echter geenszins het geval.
Op die plaatsen waar zeer flauw hellende
lage slikken voorkomen, die zeer geleidelijk
overgaan in ondiepe vooroevers, kan de
oeverlijn zich door op- en afwaaiing soms
honderden meters meerwaarts of landinwaarts
verplaatsen.
Grote delen van de voormalige slikken staan
dus nog onder invloed van het meerwater.
De bodemrijping zal in deze gebieden dan
ook gering zijn. Wel zal de ontzilting betrek
kelijk snel verlopen, als het meerwater
tenminste zoet is. In zoutwaterbekkens zal
het laagste deel van de oeverzone in het
geheel niet ontzilt worden; op de hogere
delen zullen de zoutgehalten van het grond-
264