v rking met de waterloopkundige studie-
nsten, die in het noorden reeds zijn vruch-
had opgeleverd, ook in het zuiden spoedig
t stand kwam. Enerzijds kon het Delta-
l tituut reeds dadelijk profiteren van de
■te hoeveelheid gegevens die door de
kswaterstaat in het veld waren verzameld,
derzijds zou de waterloopkundige afdeling
ar meetprogramma ook meer en meer kun-
n aanpassen aan de vragen die uit het
eu-onderzoek naar voren kwamen. Nieuwe
lecten vroegen daardoor de aandacht,
waterloopkundige afdeling bleek zich
■t meer te kunnen beperken tot het
oeren van incidentele metingen op
zoek van het instituut; ook haar eigen
ferzoek moest zij in toenemende mate in
e richting leiden. (Zie Bericht 56, mei 1971).
oprichting van de afdeling Milieu-onder-
z 3k bij de Deltadienst gaf nog een extra
mulans aan dergelijke onderzoekingen.
arom is het waterloopkundig onderzoek nu
zo veel belang voor het milieu-onderzoek
het Deltagebied? We kunnen dit enigszins
duidel ij ken aan de hand van de definitie
ecologie. Ecologie is de studie van de
eractie tussen levende organismen en de
;t levende omgeving in een bepaald gebied,
ecosysteem in een estuarien gebied als
Deltagebied is aangepast aan het
lotische milieu, dat voortdurend verandert
der invloed van het getij, de golven en de
rdoor opgewekte sedimentverplaatsingen,
men dit bedenkt, is het wel duidelijk dat de
draulische en hydrografische randvoorwaar-
,1 voor het estuariene eco-systeem van het
ïtagebied bekend moeten zijn voordat
vol milieu-onderzoek kan worden verricht,
jk de voortdurende veranderingen in de
ndvoorwaarden onder invloed van de natuur
de eventuele gevolgen van ingrepen door
mens zijn daarbij van belang. Het water-
opkundig onderzoek nu is vooral gericht
weest op de wisselwerking tussen de media
iter, grond en lucht in dit gebied. Aanvanke-
k werden sedimentatieprocessen, geulver-
aatsingen, de erosie van oevers en derge-
ke verschijnselen vooral bestudeerd in ver
and met hun belang voor de veiligheid van
kust en van de werken die moesten worden
igevoerd. Hiertoe was het nodig om over
en lange reeks van jaren over voldoende
egevens te beschikken betreffende de
odemligging en de veranderingen die
aarin optraden. Ook de waterbeweging
oest daarbij grondig worden onderzocht,
e Rijkswaterstaat is met het oog hierop
oorzien van meetdiensten, met personeel
dat getraind is in het doen van metingen en
waarnemingen in de natuur. Ze beschikken
over geavanceerde meetapparatuur en over
een vloot van meetschepen. Met behulp
daarvan worden metingen verricht betreffende
het getij, de golven, het materiaaltransport,
de waterkwaliteit en de hydrografie en geolo
gie van het meetgebied. Men voert stroom-
snelheidsmetingen uit, metingen van het
gehalte aan in het water zwevende sedimen
ten, van het zoutgehalte en van de tempe
ratuur. Daarnaast verricht men lodingen,
waterpassingen en boringen en neemt
men grijpermonsters, met behulp waarvan
een snel inzicht kan worden verkregen
in de bodemsamenstelling over een
groot gebied. Daarnaast kan worden
beschikt over de meetresultaten van de vaste
meetopstellingen, die tot nog toe overwegend
golven en getij meten, maar die in beginsel
geschikt gemaakt kunnen worden voor het
meten van allerlei andere waterparameters
zoals het zoutgehalte en het gehalte aan
bepaalde andere stoffen. Tenslotte
mogen de metingen met behulp van vlieg
tuigen en helicopters niet onvermeld blijven.
Vooral sommige moderne waarnemingstech
nieken zoals bijvoorbeeld false colour-opna-
men kunnen van veel belang zijn voor het
milieu-onderzoek. (Zie Bericht 64, mei 1973).
In het Deltagebied bestond nu de unieke
situatie, dat het bestaande meetpotentieel in
zijn geheel beschikbaar kon worden gesteld
aan het milieu-onderzoek bij het uitvoeren
van gecombineerde metingen, terwijl boven
dien van een groot aantal parameters over
een lange reeks van jaren al meetresultaten
beschikbaar waren. Wel moest de diversiteit
en het karakter van de metingen ten behoeve
van het milieu-onderzoek enigszins uitgebreid
en veranderd worden. Voor de dimensionering
van afsluitingswerken bijvoorbeeld zijn vooral
extreme stroomsnelheden van belang. Voor het
milieu zijn ook en soms in veel sterkere mate
de kleinere snelheden van betekenis. Omdat
vermoed werd dat ook bij de erosie van
oevers door golven betrekkelijk kleine snel
heden een rol kunnen spelen is kortgeleden
een onderzoek uitgevoerd naar de afslag van
plaatoevers in het Grevelingenbekken. Daarbij
was het noodzakelijk om golven en soms
geringe stroomsnelheden te meten in zeer
kleine waterdiepten. Het blijkt nu noodzakelijk
om verder te experimenteren met meer ver
fijnde apparatuur, waarmee ook geringe
snelheden met een grote mate van nauw
keurigheid kunnen worden gemeten.
Een andere vorm van samenwerking komt
tot uiting in de bestudering van de wisselwer-
235