Fig. 1. Het voorstel van de
Commissie Oosterschelde
Fig. 2. Advies van de Raad van
de Waterstaat
Fig. 3. Advies van de Rijks
Planologische Commissie
menteringsdammen: een in de zuidelijke
mond van het Keeten, de zogenaamde
Keetendam, en een in het oostelijk deel van
de Oosterschelde, zover mogelijk verwijderd
van de oesterbanken bij Yerseke, doch west
waarts van de nieuwe Schelde-Rijnverbinding
(fig. 1).
De Raad van de Waterstaat, aan wie het
rapport van de Commissie Oosterschelde
door de Minister van Verkeer en Waterstaat
werd voorgelegd, kon zich met deze oplossing
van de afsluiting van de Oosterschelde ver
enigen, zij het dat de Raad zijn voorkeur
uitsprak voor een wat andere compartimen
tering, namelijk door een dam tussen
St.-Philipsland en de Grevelingendam en een
dam bij Wemeldinge (fig. 2). Zo zou beter
rekening worden gehouden met de belangen
van de scheepvaart; daar stond tegenover,
dat de schelpdiercultures bij Yerseke zouden
worden opgeofferd. De Raad achtte dit laatste
aanvaardbaar, aangezien hij betwijfelde of
deze cultures onder de condities van een
gehalveerd getij nog wel toekomst hadden.
Ook de Provinciale Besturen van Zeeland,
Noord-Brabant en Zuid-Holland evenals de
meeste betrokken Waterschappen achtten
deze wijze van afsluiting van de Ooster
schelde desgevraagd aanvaardbaar, zij het
onder beding dat het tijdstip van het bereiken
van de optimale veiligheid, dat volgens het
vigerende Deltaplan voor de betreffende
gebieden omstreek 1978 zou kunnen vallen,
niet noemenswaard zou worden verlaat.
Tenslotte werd de Rijksplanologische Com
missie door de Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening gevraagd eveneens
advies uit te brengen omtrent het rapport van
de Commissie Oosterschelde. Deze Com
missie kreeg daartoe tevens de beschikking
over de adviezen en reacties die dateerden
van vóór dat rapport.
Ter voorbereiding van haar advies stelde de
Rijksplanologische Commissie een werk
groep in onder voorzitterschap van de ver
tegenwoordiger van het Ministerie van Ver
keer en Waterstaat.
In de werkgroep hadden vertegenwoordigers
zitting van de ministeries van Cultuur, Recre
atie en Maatschappelijk Werk, Financiën,
Landbouw en Visserij, Verkeer en Waterstaat,
Volksgezondheid en Milieuhygiëne en Volks
huisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Op 18 september 1974 bracht deze werkgroep
haar rapport uit, waarna op 26 september 1974
het advies van de Rijksplanologische Com
missie aan de Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening volgde.
Daarin werd de Regering aanbevolen de
Oosterschelde, zo dit - na enige nadere
studie, waarvan de duur werd geraamd op
1 a 1V2 jaar -, technisch uitvoerbaar zou
blijken te zijn, af te sluiten met permanente
stormvloedkerende doorlaatcaissons. Het
advies sprak zich voorts uit ten gunste van
een compartimentering van het Ooster-
scheldebekken, daarbij enerzijds de Raad
van de Waterstaat volgend in zijn advies om
trent de Philipsdam, anderzijds weer terug
grijpend op het voorstel van de Commissie
Oosterschelde voor wat betreft de Oesterdam.
De Rijksplanologische Commissie meende
namelijk, dat er goede redenen waren om
aan te nemen dat de schelpdiercultures in het
te creëren gedempte getij toch zouden kun
nen voortbestaan. Teneinde echter tevens aan
de scheepvaartbelangen tegemoet te komen
adviseerde de commissie tegelijk tot de aan-
VOORNE
PUTTEN
Jr-AfllNGVl.it 1
WAARO
SCHOUWEN
OVERFLAKKf
DUIVELANO
VOLKEfiAK
HALFOPEN V,
OOSTERSCMELOEDAM
)CRD 9EVELAN0
Schelde-Ri.
THOLEN
1SE MEER
OESTERDAM I
4