Fig. 4. Waterstandsverschillen op het IJsselmeer ter gelegen heid van de stormen van febru ari 1953 en december 1973. (gegevens: Dienst der Zuider zeewerken) onderzoek in het Grevelingenbekken metingen verricht naar de op- en afwaaiing en de daarmee samenhangende stromingen (zie Bericht 59, februari 1972). Het betrof hier vooral de stroming in diepe troggen. Onder meer ter toetsing van de toen uitgevoerde berekeningen zijn onlangs metingen uitge voerd met als doel het verkrijgen van een overzicht van de windinvloed op het gehele Grevelingenbekken. De verticale en horizontale circulatiestromin gen in een afgesloten bekken hebben een gunstige invloed op de zuurstofverdeling over de totale watermassa. Echter, ook met het oog op de re-activering van tijdelijk aan het bodemslib gebonden gifstoffen als bijvoor beeld zware metalen, is het van belang de circulatiestromingen terdege te kennen. Het is mogelijk dat slib omhoog wordt gevoerd tengevolge van verticale circulatiestromingen. Het onderzoek in deze richting is zeer moeilijk en concrete resultaten, die een bewerking door de computer mogelijk maken, kunnen er voorshands nog niet van worden verwacht. Op het ogenblik wordt voor praktische toe passingen vooral gewerkt aan de ontwikkeling van het driedimensionale mathematische model. Allerlei nieuwe wetmatigheden worden daarbij vooralsnog meer vermoed dan be wezen. Op- en afzetten tengevolge van de wind blijken bij voorbeeld direct afhankelijk te zijn van de afmetingen van het gebied waarin ze optreden. Het IJsselmeer, waarvan de afmetingen binnen één generatie aanmer kelijk zijn veranderd, biedt een gunstige gelegenheid om dit verschijnsel te observeren. Men vergelijke bijvoorbeeld de waterstands metingen tijdens stormen van 1953 en 1973. In de tussenliggende periode is het water oppervlak van het IJsselmeer door de aanleg van de beide Flevopolders aanzienlijk ver kleind. In 1953 is tussen Den Oever en Elburg een waterstandsverschil gemeten van meer dan 3,25 m. Verkleining van het IJsselmeer resulteerde in een duidelijke vermindering van deze opzetten en afzetten, zoals fig. 4 laat zien. Opgemerkt wordt nog, dat zulke zeer grote waterstandsverschillen tengevolge van wind in de Deltabekkens niet zullen voor komen. De veel grotere diepte der geulen stelsels daar zal dit verhinderen, aangezien de waterstandsverschillen die kunnen op treden onder invloed van wind omgekeerd evenredig zijn aan de diepte van het betref fende water. 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 56