beide modellen ongeveer dezelfde horizon tale circulatiestromingen presenteren. Berekeningen met het tweedimensionale model zijn zo omvangrijk, dat men er een computer bij moet inschakelen. Ook het tweedimensionale model levert alleen stroomsnelheden gemiddeld over de verticaal. De verticale watercirculatie, waar milieu deskundigen juist zo'n belangstelling voor hebben, kan er niet mee worden berekend. Berekening van het snelheidsverloop in verti cale zin vereist de toevoeging van nog een dimensie aan het model. Maar ook dit wordt mogelijk met het zeer geavanceerde reken- tuig dat thans ter beschikking staat. Het driedimensionale model voor de bereke ning van het windeffect op meren en getij- armen vertoont een principiële overeenkomst met het tweedimensionale. Het bestaat als het Fig. 2. Stroomsnelheden in hei Grevelingenmeer, berekend met het tweedimensionale mathe matische model ware uit een stapel tweedimensionale model len, bij voorbeeld tien op elkaar. In ieder van de lagen waarin het meer hiertoe wordt ver deeld, worden de windeffecten twee-dimen sionaal berekend. De lagen zijn onderling met bepaalde voorwaarden gekoppeld, zodat er ten slotte de berekening van de water standsverhogingen en -verlagingen aan de oppervlakte uit resulteert. De snelheidsver deling over de verticaal wordt gepresenteerd als de reeks van op elkaar volgende ge middelde horizontale snelheden in elk van de lagen. Daaruit kunnen dan de verticale circulatiestromingen worden afgeleid. Het driedimensionale model verkeert nog in het ontwikkelingsstadium. Men heeft er hoge verwachtingen van. De computer is hier nog onontbeerlijker dan bij het tweedimensionale model. Na dit overzicht van de mathematische model len nu nog een enkel woord over de hydrau lische en analoge modellen. Het onderzoeken van het windeffect in natte modellen is in principe wel mogelijk, maar er zijn nogal wat praktische bezwaren aan ver bonden. Een van de belangrijkste is wel dit: uit schaalwetten die op het model van toe passing zijn blijkt, dat de windsnelheden in het model bijna even groot moeten zijn als de nagebootste. De windgolven die men daarmee opwekt zijn in verhouding tot de rest van het model echter veel te groot. Op die manier wordt niet alleen het verschijnsel windeffect onjuist gerepro duceerd, maar ook het uitvoeren van metingen in het model wordt er ten zeerste door bemoeilijkt. De bouw van windtunnels om de toch altijd omvangrijke hydraulische modellen, 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 54