120 000 m3 zand nodig zijn. Bij het vaststellen der afslagprofielen werd geen rekening ge houden met zandverlies ten gevolge van langstransport. De verdere duinverzwaring zou als een verzekering kunnen worden be schouwd tegen de vermoedelijke achteruit gang van de duinregel in de komende jaren. De in de Sophiahaven vrijkomende hoeveel heid specie bleek aanmerkelijk groter te zijn dan aanvankelijk was geschat. In de maanden juli en augustus 1973 werd 420 000 m3 specie gebaggerd, waarvan 300 000 m3 op het strand en tegen het duin aan de noordwestzijde van de Onrustpolder is gespoten. Een belangrijk deel van dit materiaal, onder meer veel slib, is weer in zee verdwenen. Daarbij kwam dat de duinvoet in feite niet op N.A.P. 2 m, maar op N.A.P. 4 m moest worden aan gelegd. Een inhoudsberekening uit de dwars profielen geeft niettemin aan dat toch ruim 210 000 m3 materiaal aan de duin- en strand- versterking ten goede is gekomen; plaatselijk is het duin daarbij zelfs 25 m naar voren gebracht. Inmiddels zijn in november en december 1973 en eind 1974 enkele zware stormen over zuidwest-Nederland getrokken, die ook het duin aan de Onrustpolder niet ongemoeid hebben gelaten. Uit hoogtemetingen vóór en na de stormen is berekend dat in november 40 000 m3 specie verloren ging, zodat het verliespercentage ruim 18 bedroeg en dat nogmaals bijna 20 000 m3 ofwel 10 was verdwenen na de storm van 14 december 1973. Ondanks dit verlies is het duin ter plaatse nog zwaarder dan het minimale profiel dat nodig is om een stormvloed als die van 1953 te kunnen doorstaan, dit dankzij de royaal aangebrachte zandsuppletie. Na de bouw van de Oosterscheldedam zou plaatselijk een veel rustiger situatie zijn ont staan. De zandsuppletie was dan ook slechts bedoeld als een tijdelijke maatregel. Ook de verdediging van dit punt zal dus nader moeten worden bezien, nu tot een andere verdediging van de aan de Oosterschelde gelegen ge bieden is besloten. 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 51