van N.A.P.-27 m, waarachter de Cauwers- inlaag is gelegen. Volgens duikonderzoek ligt daar plaatselijk nog een oude verdediging. Vervolgens ligt de geulbodem tot Kistersnol ongeveer op N.A.P. -19 m; langs de ver dedigde oever van Kisters- en Suzanna's inlaag is een langwerpige trog ter diepte van ongeveer 30 m ontstaan. In de buurt van Prommelsluis loopt de geulbodem terug tot ongeveer 10 m onder N.A.P. De ontwikkeling van de oever is hier na 1951 vrij evenwichtig verlopen. De diepte van de trog voor de havenmond van Zierikzee schommelde enigszins als gevolg van enkele langs het Nunnenplaatje opgetreden plaat- vallen. Ook een uit 1971 daterende plaatval langs de noordoostzijde van de zandplaat Vuilbaard is op dat verloop van invloed geweest. Overigens komen hier sinds 1951 over 't alge meen kleine aangroeiingen aan het oever talud voor. Alleen ter plaatse van de oostzijde van de trog zowel bij Lokkersnol als bij Kistersnol kan men spreken van enige ver ruiming van die kuilen in landwaartse richting. Overigens vertonen de taluds langs de onver dedigde oevers tussen Lokkersnol en Kisters nol en langs de slikken van Rengerskerke hier en daar een flinke aangroeiing. Behalve de verdedigde havenmond is alleen het oever gedeelte langs Kisters en Suzanna's inlaag verdedigd. Die verdediging bestaat uit een tiental oude zinkwerken uit de periode 1830- 1840 en een later daartussen en daarover heen aangebrachte bestorting. Ontgrondingen zijn langs de 5,5 km lange oever van Borren- damme waarvan 1,5 km verdedigd is, sinds 1916 niet meer voorgevallen. Op de grens tussen de districten Zuidhoek en Borren- damme bevindt zich een diepe trog, waarvan het diepste punt na 1951 heeft gelegen tussen N.A.P. - 45 m en N.A.P. - 55 m. Dat diepste punt ligt ongeveer 100 m buiten de teen van de in 1954/55 uitgebreide oeververdediging. Ook hier is de met de tijd variërende diepte een gevolg van de meermalen in die omge ving opgetreden plaatvallen. De oostelijke grens van het district Zuidhoek ligt ongeveer bij de uitmonding van het Keeten in de Oosterschelde. Vandaar loopt een 15 m diep nevengeultje langs de Zuid- hoekse oever, dat bij de Plaatdijk weer in de hoofdgeul uitkomt. Voor de Lievenboutnol bereikt dat geultje zijn maximale diepte van -21 m. Door een onderzeese rug, waarvan het hoogste punt op ongeveer N.A.P.-8 m ligt, wordt het geultje van de hoofdgeul gescheiden. Sinds 1950 is het nevengeultje bezig zich te verbreden in zeewaartse richting. De oever taluds bleven daarbij stabiel en vertoonden vrijwel geen aanzanding en geen verdieping. Behalve enige restanten van vroegere werken, die bij duikonderzoek aan de Lievenboutnol zijn gevonden, is het oevertalud langs de nevengeul onverdedigd. Aan de westzijde van het district ligt langs de hoofdgeul een verdedigde strook van onge- 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 43