de in 1783 geïnundeerde inlaag (de Val) aan de oostzijde van de Zuidhoek in 1958 op een diepte van N.A.P.-6 m werd gebracht om tot 1965 dienst te doen als veerhaven, en dat in 1964 langs de oever bij dijkpaal 10 de aan sluiting van de Zeelandbrug is gebouwd. Een peiler werd geplaatst op de onderwater oever, op 10 m diepte, en een in het midden van het nevengeultje op een diepte van ongeveer 18 m onder N.A.P. In februari 1974 tenslotte werd nog een dijkafschuiving waar genomen aan de Weversinlaag. Afgezien van die veranderingen bleef de zuidkust van Schouwen vrij goed in even wicht. We zullen de situatie nu en detail opnemen gaande van west naar oost. De Burgh- en Westlandpolder omvat het oevervak ten westen van Burghsluis; het is de enige caiamiteuze waterkering aan de zuidkust van Schouwen. Vanuit de ontgron- dingskuil bij Burghsluis, waarvan het diepste punt ai vele tientallen jaren op ongeveer 40 m onder N.A.P. ligt, verlopen de diepten in westelijke richting sterk afnemend. De 10 m- dieptelijn ligt op een afstand van 200 a 400 m uit de hoogtewaterkering. De oevertaluds vertonen dan ook zeer flauwe hellingen, 1 :6 op de bovenoever, en beneden N.A.P.-5 m tot flauwer dan 1 10. Volgens de oevergrafieken zijn de gedra gingen van de oever de laatste 20 jaren vrij evenwichtig verlopen. Slechts in één raai is de 10 m-dieptelijn tussen 1971 en 1974 enigs zins landwaarts verschoven. De helling tussen de 5- en 10 m-dieptelijnen bedraagt er overi gens nog 1 24. 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 39