Kunststoffilters De laatste jaren worden in bodem- en oever- beschermende constructies steeds meer kunststoffen verwerkt. Waterdichte foliën van polyetheen of polyvinylchloride worden toe gepast op plaatsen waar geen belangrijke waterstandswisselingen of waterstromingen optreden, zoals bij de bekleding van water bekkens en bassins. Open kunststoffilters, vervaardigd van bijvoorbeeld polyamiden, polyester, polyetheen of polypropeen worden daar gebruikt waar enerzijds waterdoorlatend- heid en anderzijds zanddichtheid wordt vereist. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de bodem beschermingen onder en naast primaire af- sluitdammen. De waterstanden aan weers zijden van deze dammen kunnen zo sterk verschillen dat grote opwaarts gerichte hydraulische drukverschillen tussen de onder en de bovenkant van de bescherming ont staan. Een volkomen dichte bodembescher ming van bijvoorbeeld asfaltmastiek zou onder die omstandigheden zeer zwaar moeten worden uitgevoerd om aan deze overdrukken voldoende weerstand te kunnen bieden. In zo'n geval levert de toepassing van een waterdoorlatende bescherming economisch voordeel op, omdat de constructie wegens de reductie van de waterdruk tegen de onder kant lichter kan zijn. Tegelijkertijd zal echter voor voldoende zanddichtheid moeten worden gezorgd zodat geen zand door de bescher ming kan verdwijnen, ondanks het feit dat de drukverschillen onder en boven de bescher ming opwaarts gerichte waterstromingen ver oorzaken, en ondanks de zuigende werking die de waterbeweging boven de bodem op het bodemmateriaal uitoefent. Voor de vervaardiging van semi-klassieke zinkstukken werden in eerste instantie de kuststoffilters gebruikt die door de fabrikan ten en leveranciers werden aangeboden. Deze veelsoortige filters waren echter niet aan gepast aan de bij de diverse werken te stellen eisen van waterdoorlatendheid en zanddichtheid. Met andere woorden, het succes van de toepassing van de aan geboden filters was slechts zeer toevallig, en zeker niet gegrond op een wetenschappelijke benadering van de vereiste filterwerking. De onvrede daarover heeft ertoe geleid dat in samenwerking met het Waterloopkundig Laboratorium De Voorst een onderzoek is ingesteld naar de kwaliteiten van de aan geboden kunststoffilters, in verhouding tot de eisen die er vanuit de waterbouwkunde aan moeten worden gesteld. Met betrekking tot de onderzoekmethoden en de normering daarvan werden voorts contacten gelegd met buiten landse overheids- en onderzoeksinstanties. Het Waterloopkundig Laboratorium heeft een groot aantal doeken uit Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk onderzocht. Daarbij bleek het onder meer noodzakelijk een nomenclatuur voor de kunststofdoeken in te voeren. Zo werden de doeken eerst in gedeeld in twee hoofdgroepen: foliën en filters. Afhankelijk van de wijze van fabricage en van de toegepaste garens werden de filters weer onderverdeeld in respectievelijk foliën met gaatjes en in gazen, bandweefsels, matten, doeken en vliezen. Het onderzoek van de aangeboden filters, dat zoveel mogelijk ook in overleg met fabrikan ten en leveranciers werd uitgevoerd, toonde een grote verscheidenheid aan in de karakte ristieken van de filteropeningen, waaronder de mate van openheid en de regelmatigheid 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 30