De doorlaatsluis in de
Brouwersdam
De doorlaatsluis in de Brouwersdam is zo ont
worpen dat de sluis niet alleen als lozings
middel maar ook als inlaatwerk dienst kan
doen. Het is immers nog steeds onzeker
binnen wat voor waterhuishoudkundig
systeem de sluis zal moeten fungeren. In dit
artikel worden de alternatieve gebruiksmoge
lijkheden nader onderzocht, en worden de
consequenties van elk der mogelijke toepas
singen nagegaan. Eerdere mededelingen, met
dit artikel nauw samenhangend, verschenen
in Bericht 64 (mei 1973) en 69 (augustus 1974).
Bij het oorspronkelijk Deltaplan, met een zoet
Grevelingenmeer, zou de sluis in de Brou
wersdam het Grevelingenmeer moeten ont-
zilten en het daarna zoet houden. In het be
lang van de waterkwaliteit is het gewenst dat
het meer, eenmaal ontzilt, zo weinig mogelijk
wordt doorgespoeld; lange verblijftijden zijn
namelijk in het algemeen gunstig voor de
kwaliteit van het water. Bij continue doorspoe
ling van het Grevelingenmeer met 20 m3/sec
zou het water in het meer uitgaande van vol
ledige menging een verblijftijd van één jaar
hebben. Zoals in Bericht 64 vermeld is, zou
het Grevelingenmeer echter incidenteel met
een capaciteit van rond 100 m3/sec doorge
spoeld moeten kunnen worden. Voor normale
doorspoeling zal echter met een capaciteit
van enkele tientallen m3/sec kunnen worden
volstaan. Oschoon de ontwerp-capaciteit van
het doorlaatmiddel zoveel mogelijk op de
eindfase afgestemd dient te zijn, is de ont-
ziltingsfase mede van invloed op de dimen
sionering van de sluis en de toeleidings-
geulen.
De ontzilting van het Grevelingenmeer, zoals
die in het Deltaplan was voorzien, zou pas
kunnen plaatsvinden nadat de ontzilting van
de Oosterschelde zo ver gevorderd was, dat
het water aan de oostzijde van het in de
Grevelingendam te bouwen doorlaatmiddel
voldoende zoet was geworden. Via het te
bouwen doorlaatmiddel in de Grevelingen
dam kon er dan zoet water in het Grevelingen
meer worden ingelaten, terwijl zout en brak
water geloosd kon worden via de doorlaat
sluis in de Brouwersdam. De ontzilting zou
het snelste kunnen geschieden met behulp
van een dichtheidsscherm, dat het mogelijk
maakt, het diepere zoute water door de sluis
af te voeren.
Ofschoon ook andere ontziltingsmethoden
mogelijk zijn, is bij het ontwerp de mogelijk
heid opengehouden om later een dichtheids-
scherm voor de sluis te plaatsen, wellicht
alleen voor de ontziltingsfase.
De toeleidingsgeul naar de sluis, die thans
gemaakt wordt, en waar men tegelijk het zand
wint voor de ringdijken van de bouwput, is
mede daarop gedimensioneerd.
Bij het oorspronkelijke Deltaplan had de
doorlaatsluis in de Brouwersdam als functie
dus voornamelijk om het Grevelingenmeer te
ontzilten en zoet te houden; dit bekken
vormde immers een schakel in de zoetwater
voorziening. Daar de ontzilting niet eerder
kon plaatsvinden dan nadat de Oosterschelde
en aansluitende wateren voldoende ontzilt
waren, was er geen reden de sluis voor de
geplande afsluiting van de Oosterschelde in
1978 gereed te hebben. Gezien de totale
bouwtijd van 4 jaar moest men dus in 1974
beginnen met de aanleg van de bouwput.
Het waterpeil op het Grevelingenmeer wordt
in de huidige situatie beheerst met behulp
van de schutsluis in de Grevelingendam bij
Bruinisse.
Handhaaft men echter in de Oosterschelde
een getij tot aan de Philipsdam - dat is een
compartimenteringsdam vanaf de Greve
lingendam naar St.-Philipsland -, dan is het
mogelijk en zelfs gewenst het Grevelingen
meer zout te houden. Het Grevelingenmeer
kan dan natuurlijk geen dienst doen als
afvoerweg van zoet water naar zee. In plaats
daarvan kan het zoute Grevelingenwater ge
bruikt worden voor de bestrijding van de
verzoetende invloed die de schutsluizen in de
Philipsdam zullen hebben op het zoute ge
tijdebekken. Deze invloed kan namelijk be-
24