Fig. 2. Profielverandering in het tracé van de afsluiting tussen 19S8 en 1973 40 (mei 1967) is beschreven, bestaat er tussen de totale waterbeweging, ofwel het getijver mogen, en het geulprofiel een bepaald ver band. Wordt het getijvermogen door kunst matige ingrepen vergroot of verkleind dan zullen de geulen zich naar evenredigheid aanpassen. In een dergelijk geval verlopen de bodemveranderingen aanmerkelijk sneller dan in natuurlijke omstandigheden. Een efficiënt bewakingssysteem dient dan te worden op gezet om de ontwikkelingen te kunnen volgen en zonodig te corrigeren. In dit artikel zullen de effecten van de kunst matige ingrepen in het Oosterscheldegebied nader worden belicht en zal iets worden ge zegd over het bewakingssysteem. De be schouwingen beperken zich daarbij tot het mondingsgebied, waar de afsluitingswerken in uitvoering zijn. Van de reeds uitgevoerde Deltawerken had den de Veerse Gatdam, de Grevelingendam, de Volkerakdam en de werkeilanden in de Oosterscheldemond zelf effect op het mondingsgebied van de Oosterschelde. De betekenis van de eerste twee dammen op de waterbeweging rond het Oosterschelde- tracé is van ondergeschikte betekenis; ze zal daarom verder buiten beschouwing worden gelaten. De afsluiting van het Vol kerak echter heeft het verticaal getij op het traject Zijpe-Volkerakdam sterk doen toenemen. De gevolgen daarvan zijn tot in de monding van de Oosterschelde merkbaar. Het getijvermogen ter plaatse van het tracé is met 8% toegenomen. De Roompot neemt daarvan het grootste deel voor zijn rekening, terwijl het aandeel van de Hammen te ver waarlozen is. Opmerkelijk is dat de maximale stroomsnelheden bij eb zijn toegenomen, maar bij vloed niet. Men mag derhalve aan nemen dat het bij de vergroting van het geul profiel vrijkomende zand voornamelijk door de ebstroom naar zee wordt afgevoerd. Door de aanleg van de werkeilanden Roggen- plaat, Neeltje Jans en Noordland - en van het damvak Geul tussen de laatste twee eilanden - is 15% van het doorstroomprofiel ge blokkeerd, terwijl uit metingen is gebleken, dat het totale getijvermogen niet is vermin derd. De hoeveelheid water die oorspronkelijk over het nu geblokkeerde deel uitstroomde, zoekt thans zijn weg door de geulen. De stroomsnelheden in de geulen zijn dan ook met gemiddeld 10% toegenomen, in tegenstelling met het hydraulisch effect van de Volkerakdam, dat zich in het gehele traject vanaf de monding van de Ooster schelde tot de Volkerakdam doet gevoelen, 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 18