Ontwikkeling van de Noordbevelandse oever De topografie van Noord-Bevelands noordkust is gedurende de laatste vijfentwintig jaar, althans wat het westelijk gedeelte betreft, drastisch gewijzigd, grotendeels als gevolg van de uitvoering der Deltawerken. Allereerst werd in 1953 het oeverwerk voor de Onrust polder zeewaarts uitgebreid, nadat in 1951 in die omgeving een kleine zettingsvloeiing van 56 000 m3 was opgetreden. Vervolgens werd, in de periode 1958-1961 de Veersegatdam aangelegd, waardoor de eb- en vloedbe weging door het Veerse Gat ophield invloed uit te oefenen op de langs Walcheren en Noord-Beveland trekkende stromen. Een vergelijking van de peilkaarten van 1962 en 1971 laat enige veranderingen zien in de bodemfiguratie. De geulen hebben hun bedding enigszins verlegd, waardoor het oeverwerk bij de Onrustpolder nog meer geprononceerd begon uit te steken. In de Schaar van Onrust werd, tegenover de Onrustpolder, aangroeiing van het onderzees plateau waargenomen. De dieptelijn van N.A.P. - 10 m trok aan de plaatzijde ongeveer 90 m landwaarts. De turbulentie rond het oeverwerk werd er door deze ontwikkelingen niet minder op. Vooral aan de westkant resulteerde dit in achteruitgang van met name Fig. 1. Situatie van de Noord bevelandse oever in 1974 OOSTERSCHEtDE CEVERVERDEDIGiNG VOOR 1968 -v._„ ~20m X"' NOORD i E V E L A f 533

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 49