Fig. 6. Situatie van de in de tekst besproken meetpunten A-D helft, tot Colijnsplaat, vormde een afbrok kelende polderrand. Die afbrokkeling is na 1880 min of meer ingetoomd door de aanleg van oeververdedigingswerken. Recente geologische onderzoekingen werpen nog meer licht op de opbouw van de Noord- bevelandse oever. De Geologische Dienst te Haarlem heeft in 1962, en aanvullend in 1964, een rapport over dit onderwerp uitgebracht. Vanaf de Veersegatdam tot en met de Vliete- polder blijkt de noordkust van Noord-Beve land te zijn opgebouwd uit jong zeezand. De basis van dit jonge zeezand ligt bijna overal op ongeveer N.A.P. - 30 m, en rust op de zogenaamde afzetting van Halsteren. Deze afzetting, waarvan de bovenkant oorspron kelijk flauw hellend van oost naar west afliep, vertoont aan de zuidoostzijde van de Anna Frisopolder een insnijding van bijna 10 m diepte, waarin zich eveneens jong zeezand heeft afgezet. Op die plaats ligt de basis van het jonge zeezand dus nog dieper, op ongeveer N.A.P. - 40 m. Ten oosten van de Vlietepolder ligt een gebied van inlagen dat rust op een oude kern, het restant van het in 1530 verdronken Noord- Beveland. De uitloper van de Roompot leunt op de overgang van het Schaar van Colijns plaat tegen deze kern, met als gevolg erosie en afbrokkeling van de oude kernlaag. In een rustiger periode aangezand met jong zee zand, werd dit gebied gevoelig voor zettings vloeiingen, die bij versterkte stroomaanval optraden en in het begin van deze eeuw een aantal inlagen - de Wanteskuip, de Noord- hoeksnol en de Paardekuip - meesleurden. Het gebied aan weerszijden van Colijnsplaat, en het dorp zelf rusten op de voormalige 'Goling Plate', als aanwas in de Oosterschelde 537

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 53