klei gewonnen. Een deel van de hoge schorren was reeds omkaaid en als grasland in gebruik. Na de afsluiting is de menselijke invloed vooral op de zuidelijke Slikken van Flakkee toegenomen. Grote delen zijn daar in cultuur gebracht. Er werd geëgaliseerd of gescheurd en ingezaaid ten behoeve van akker- en weidebouw. Bovendien werd plaatselijk be spoten met groeistof, waardoor de vegetatie duidelijk groeiafwijkingen vertoont. Hierna volgt eerst een korte karakteristiek van de vegetatie-ontwikkeling op het jonge schor van de Hompelvoet; daarna wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen die hebben plaats gevonden op de schorren van het noordelijk deel van de Slikken van Flakkee. Het stukje schor op de Hompelvoet bevat nog een groot aantal soorten zoutplanten zoals Zeeaster, Melkkruid, Kweldergrassoorten, Gewone zoutmelde, Strandzoutgras, Lamsoor, Rood zwenkgras en Fioringras. De gevolgen van het wegvallen van het getij zijn echter ook hier in de vegetatie goed merkbaar. Naast de zoutminnende planten worden in dit gebied in aanzienlijke hoeveel heden aangetroffen: Vogelmuur, Witbol, Gewone raket, Rode ganzevoet, Schapezuring, Harig wilgeroosje, Gewone en Akkermelk distel, Zwarte nachtschade, Paardebloem, Knopherik, Paarse dovenetel en Hondsdraf, terwijl Grote en Kleine brandnetel hoofdzake lijk en Akkerdistel uitsluitend aan de randen groeien. De ontwikkelingen op de schorren aan de noordzijde van de Slikken van Flakkee zijn zeer gecompliceerd. We treffen daar, van de dijk naar de voormalige slikken gaande, een Fig. 9. Proefgebied voor ecologisch onderzoek in 1973 a. Pioniervegetatie van jonge Zeekraalplantjes op de lage zandige aanwassen b. Zaaipatroon op de zandige lage aanwassen KOMMEN WEINIG ONTWIKKELDE OEVERWALLEN ZEER ZWAK ONTWIKKELDE OEVER- WALLEN SCHORRAND SPARTINADUINTJES SLIK KLEIPUTTEN KREKEN 506

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 22