Oevertypen in het
Grevelingenmeer
In Bericht 62 (november 1972) werd een over
zicht gegeven van de maatregelen die na de
afsluiting van een zee-arm dienen te worden
genomen om de erin en erlangs gelegen
oeverpartijen optimaal geschikt te houden
voor natuurbescherming en/of recreatie. In
dit Bericht wordt thans een gedetailleerde
beschrijving gegeven van het rijk gescha
keerde patroon van oevertypen dat men in
het Grevelingenmeer kan waarnemen.
De oevers vormen in het landschap van de
Grevelingen een dynamische zone, omdat de
uit het getijdesysteem overgeërfde vormen
en patronen niet in evenwicht verkeren met
de thans werkzame krachten van wind en
golven. Als gevolg daarvan treedt in de
huidige oeverzone materiaalverplaatsing op en
ontstaan er langs de oevers in het Grevelin
genmeer afhankelijk van de plaatselijke om
standigheden voortdurend nieuwe patronen en
vormen zowel door erosie als door accumu
latie. De factoren die bij deze processen een
rol spelen zijn zeer divers en complex: niet
alleen expositie en vorm, bodemsamenstel
ling, breedte en helling van de vooroevers
behoren er toe, maar ook de hoogte en helling
van de droge oever, de windrichting en wind
kracht, de aard en het gedrag van de golven.
Over de mate waarin ze werkzaam zijn in de
verschillende processen weten we onvol
doende, evenals over het verloop van deze
processen in de tijd. Wanneer zich een nieuw
evenwicht tussen patroon en proces zal
instellen, en hoe dat er uit zal zien, kunnen
we derhalve niet voorspellen.
Als resultante van de genoemde processen
manifesteren zich nu, enkele jaren na de
afsluiting, een groot aantal patronen en
vormen, die vooral in kwantitatieve zin vaak
zeer veranderlijk zijn. In het onderstaande
overzicht gaat het er vooral om een beschrij
ving te geven van de aard en het voorkomen
van de verschillende oevertypen. De ont
staanswijze van de oevers komt niet of
slechts in beperkte mate aan de orde. De
oevers worden in drie groepen ingedeeld,
namelijk natuurlijke, half-kunstmatige en
kunstmatige.
De natuurlijke oevers hebben zich zowel voor
als na de afsluiting spontaan ontwikkeld,
buiten direct menselijk ingrijpen om.
Bij de behandeling van deze oevers dient een
onderscheid gemaakt te worden in vormen
die bepaald worden door het verloop van de
oeverlijn en vormen die vooral herkenbaar
zijn in dwarsprofiel. De eerstgenoemde groep
kan opnieuw worden onderscheiden in alge
mene vormen en detailvormen. Algemene
vormen worden vooral bepaald door het
verloop van de oeverlijn, zoals die op de
meeste kaarten van het Grevelingenmeer te
zien is. Deze oeverlijn is de resultante van de
geomorfologie van het overgeërfde getijde
systeem en de huidige gemiddelde water
stand van N.A.P. - 20 cm. Over het algemeen
heeft hij een min of meer recht verloop.
Twee gebieden maken hierop een uitzonde
ring, namelijk het zuidelijk deel van de Slikken
van Flakkee en de Slikken van Bommenede.
In deze gebieden zijn onder het getijde-regiem
diepe geulen ontstaan, die nu gedeeltelijk
blijvend onder water liggen; zij vormen vrij
diepe inhammen in de oeverlijn. Afbeelding 1
geeft een beeld van dergelijke diepe in
hammen.
Na de afsluiting zijn binnen het algemene
oeververloop door plaatselijke verschillen in
onder meer expositie, bodemsamenstelling,
helling en hoogteligging verschillende detail-
vormen ontstaan, onder inwerking van golven
en wind.
Een regelmatig golvend verloop van de oever
lijn komt onder andere voor langs de flauw
hellende oevers aan de noordwestzijde van de
Veermansplaat en langs het zuidelijk deel
van de Slikken van Flakkee. De vorm dankt
456