•deel komt de zelfreiniging echter tot stand
via sedimentatie met als gevolg accumulatie
van aan slib gebonden stoffen in de bodem.
Voor een deel van deze stoffen is het niet
uitgesloten, dat ze via bacteriën en bodem
organismen opgenomen zullen worden in de
voedselketen.
Het is duidelijk dat over het gehele bekken
gerekend de belasting aan stoffen die op
genomen worden in de voedselketen, bij een
gering inlaatdebiet afneemt. De accumulatie
van toxische stoffen en metalen in bodemslib
en organismen wordt aldus sterk afgeremd.
Bij een lange verblijftijd zal de invloed van de
kwaliteit van het inlaatwater afnemen, maar
daarnaast de invloed van de lokale belastings
bronnen op de waterkwaliteit van het bekken
toenemen (fig. 1). Voor de bescherming van
een goed aquatisch milieu in het bekken moet
dus gestreefd worden naar beperking van de
hoeveelheid in te laten water, en naar beper
king van de lokale belasting met veront
reinigingen.
Sanering
De tot dusver verschenen saneringsrapporten
die voor een aantal rijkswateren in Nederland
zijn opgemaakt, hadden in hoofdzaak be
trekking op oppervlaktewateren die reeds in
belangrijke mate verontreinigd waren.
Soms waren die wateren in hygiënlsch-
esthetisch opzicht aangetast, soms had de
verontreiniging zelfs een zodanige omvang
aangenomen, dat door het optreden van stank
van hinder of overlast kon worden gesproken.
Weer andere wateren verkeerden in een toe
stand die ze minder bruikbaar maakte als
grondstof voor de bereiding van drinkwater.
Ook was menig water ongeschikt als levens
milieu voor aquatische organismen.
Bij het opstellen van de te treffen sanerings
maatregelen stond in die gevallen steeds als
doel voorop: te verzekeren dat het opper
vlaktewater ten dienste van de mens zou
kunnen worden gebruikt, wat dan meteen
inhield dat onder alle omstandigheden een
redelijke visstand was verzekerd. Deze sane
ringsplannen omvatten dan een pakket van
technische maatregelen om de vereiste ver
betering te bereiken.
In tegenstelling tot de hierboven bedoelde
rijkswateren verkeert het zuidelijk Delta
bekken in de unieke positie dat de huidige
kwaliteit ervan in grote delen zeer goed is.
Het water veroorzaakt hinder noch overlast
en het is zeer geschikt voor het vervullen van
een aantal functies ten behoeve van de
mens. De goede kwaliteit is mede een gevolg
van de gewijzigde situatie na de voltooiing
van de eerste fase van de Deltawerken, te
weten de afsluiting van Volkerak en Haring
vliet. Vooral de huidige kwaliteit van de
Oosterschelde en het Grevelingenmeer is in
ecologisch opzicht zeer goed; Veerse Meer,
Keeten, Krammer en Volkerak bevatten water
van een in ecologisch opzicht mindere kwa
liteit, maar in milieu-hygiënisch opzicht is ook
dit water voor de mens aanvaardbaar. Alleen
in het oostelijk deel van de Westerschelde
vindt men water van minder goede tot slechte
kwaliteit terwijl het water in bacteriologisch
opzicht te wensen overlaat in het westelijk
deel langs de oevers. Toenemende recreatie
druk, urbanisatie, industrialisatie en infra
structurele veranderingen in het Deltagebied
maken bescherming van het aquatisch milieu
noodzakelijk.
De eventuele afsluiting van de Oosterschelde
of onderdelen daarvan zou een plotselinge
verandering betekenen, die ingrijpt in de oor
spronkelijke levensomstandigheden van
nagenoeg alle organismen in het open estu
arium. Na deze eenmalige schok zou in het
dan gevormde bekken een aquatisch milieu
ontstaan waar zich tijdens de herstelperiode
nieuwe verhoudingen tussen de elementen
van flora en fauna gaan instellen; een derge
lijke ontwikkeling is thans gaande in het
zoute afgesloten Grevelingenbekken.
In deze periode van herstel zal men continu
optredende storingen zoals lozingen van
ongezuiverd huishoudelijk of industrieel
afvalwater, vervuild polderwater of af
stromende vervuilde watergangen en extra
hoeveelhelen verversingswater zoveel moge
lijk dienen te elimineren.
Voorlopige voortzetting van bestaande lozin
gen na een eventuele afsluiting van de
Oosterschelde zou het aquatisch milieu van
het zuidelijk Deltabekken in ongunstige zin
beïnvloeden.
Afgesloten meren functioneren namelijk in
tegenstelling tot open getijdewateren of
rivieren als accumulatoren van verontreini
gingen. Wanneer achteraf saneringsmaatrege
len worden uitgevoerd, dan hebben deze
verontreinigingen zich toch al in het bodem-
slib opgehoopt en blijven ze het water vanuit
het verontreinigde bodemslib nog lange tijd
in ongunstige zin beïnvloeden. Het herstel
van deze negatieve beïnvloeding zal zich,
voorzover het al mogelijk is, slechts langzaam
manifesteren.
De sanering van het zuidelijk Deltabekken en
Westerschelde is derhalve gebonden aan vier
voorwaarden, te weten:
440