a ie zonder meer binnen de doelstellingen van
h :t onderzoek in het Grevelingengebied toe-
p isbaar te zijn. Evenmin als de gebruikte
ir egratiemethoden zijn de op het gebied
ti egepaste evaluatietechnieken bevredigend
d 'ordacht. Ze dienen derhalve te worden be-
s houwd als voorbeelden, die een indruk
g ven van de wijze waarop dit onderzoek
v rloopt en waarop het zich richt. Er zijn twee
v rschillende evaluatieprocedures toegepast:
e n biologische evaluatie, en een algemene
I, idschapsecologische.
C 3 biologische methode is een poging tot
k /antitatieve evaluatie. Ze komt neer op de
b logische waardering van een aantal
f> ;ische factoren. Het onderzoeksgebied is
d artoe volgens een vierkantennet in een
g oot aantal deelgebieden onderverdeeld.
B inen deze vakken zijn volgens een bepaald
rt igordesysteem aan de abiotische factoren
b dem, hydrologie en zouthuishouding waar-
d n toegekend die iets zeggen omtrent hun
b jlogische relevantie. De rangordecijfers
w rden daarna per vak opgeteld.
D algemeen landschapsecologische waar-
di ring kent nog geen kwantitatieve methode.
Z< baseert zich in laatste instantie op het
to aal-oordeel van de onderzoeker in een
zr ker stadium van zijn onderzoek.
V\ it nu het onderhavige gebied betreft, er is
em evaluatie gemaakt van de patronen die
vc or de afsluiting zijn ontstaan en van de bio-
ti: che en abiotische processen die na de
al luiting vooral bepalend bleken voor de
0 twikkeling van het landschap. Ook is het
m nselijk handelen langs deze weg gewaar-
d> erd, en heeft men getracht de relatieve
a ntrekkelijkheid van het gebied mede te
h. nteren als parameter van de waardering.
D waarde van de patronen die voor de af-
sl iting zijn ontstaan, is afgemeten naar drie
m ïatstaven: allereerst in hoeverre ze een uit-
g ngspunt vormen voor nieuwe landschappe-
li e ontwikkelingen. Daarbij is van grote
b :ekenis dat het geheel van geomorfolo-
g .che patronen, in combinatie met de bodem-
s, nenstelling en de flora en fauna een
g varieerd milieu heeft opgeleverd, op basis
w arvan zich een scala van nieuwe levens-
g meenschappen zal kunnen ontwikkelen.
V orts wordt bezien welke natuurhistorische
w arde ze vertegenwoordigen. De patronen
w erspiegelen namelijk de wordingsgeschie-
d' lis van het landschap. Tenslotte worden ze
gr /vaardeerd volgens hun waarde als studie-
01 eet, onder meer omdat daar nieuwe
01 wikkelingsmethoden op kunnen worden
ge oetst.
W, t de processen betreft kan worden gesteld
dat zij hoger worden gewaardeerd naarmate
zij de variatie binnen het landschap verhogen.
Dit maakt het wenselijk dat binnen het onder
zoeksgebied terreinen voorkomen waarvan in
het ene geval de variatie in de ruimte groot
mag, en die in de tijd groot moet zijn - dyna
mische systemen dus -, terwijl in het andere
geval de variatie in de ruimte groot moet zijn
en die in de tijd gering: stabiele systemen.
Deze combinatie leidt tot vergroting van het
aantal gradiëntsituaties.
Menselijke ingrepen dienen, willen ze hoog
gewaardeerd worden, de variatie binnen het
gebied te waarborgen of te verhogen. Volgens
deze maatstaf bestaat er een hoge waardering
voor inactiviteit van de kant van de mens,
omdat dat nogal zeldzaam is, en op lange
termijn de beste kans biedt voor de ontwikke
ling van geheel aan het milieu aangepaste
levensgemeenschappen. Recreatief aantrekke
lijk zijn vooral terreinen van grote uitgestrekt
heid, omdat die van belang zijn voor actieve
vormen van recreatie en de nu reeds aan
wezige landschappelijke afwisseling in ruimte
lijke zin het beste kunnen waarborgen. Land
schappelijke variatie is van betekenis voor
allerlei vormen van natuurbeleving en natuur
studie.
Een eerste stap is dus gezet op weg naar
landschapsecologische kennis en waarde
ring, beide voorwaarden voor verantwoorde
inrichting en goed beheer. Veel vragen zijn
echter nog onbeantwoord gebleven en de
leemtes in kennis zijn nog groot. In deze
eerste fase zijn het duidelijkst vorderingen
gemaakt in de inventarisatie der landschaps
patronen. De processen en ontwikkelingen
in de ecosystemen zullen nog veel onderzoek
vereisen, evenals het zoeken naar goed bruik
bare integratie- en evaluatiemethoden. Mede
daarom is het raadzaam bij de ontwikkeling
van het gebied de weg der voorzichtigheid en
der geleidelijkheid te bewandelen, stelt men
zich althans ten doel, de integratie van de
mens in de natuur harmonisch te laten ver
lopen, de actuele en potentiële waarde van
het gebied te waarborgen en de natuurlijke
recreatie optimale kansen te bieden.
Een voortdurende dialoog is nodig tussen
inrichter en onderzoeker om de wenselijk
heden en de mogelijkheden op elkaar af te
stemmen, zodat op tijd maatregelen genomen
kunnen worden die de optimale ontwikkeling
van het milieu mogelijk maken.
385