d wingseffect op de produktie. Het licht- k tiaat is dus een tweede belangrijk onder- s leidingscriterium. In het groeiseizoen zijn e trofe wateren veel troebeler dan oligotrofe. Li het bovenstaande blijkt wel dat in eutrofe \a teren meer algen per volume-eenheid voor- k men dan in oligotrofe. Dit wordt bevestigd d or tellingen van plankton en door meting v. i het volume van bezonken plankton en van h t gehalte aan chlorofyl, dat is de stof die de g )ene kleur in planten veroorzaakt en die de li' ntenergie bindt en omzet in chemische e ergie. li zeer voedselarme meren groeien weinig of g en waterplanten, met uitzondering van e kele mossoorten. Naarmate het water en de b dem voedselrijker zijn kunnen er meer wa tt - en oeverplanten groeien. Treedt er echter een zeer sterke en aanhoudende belasting met voedingsstoffen op, dan verdwijnen de meeste waterplanten. Niet omdat ze door de nutriënten worden vergiftigd, maar vanwege de strijd die fytoplankton en waterplanten voeren moeten om licht. De snel groeiende algen beschaduwen bij voortdurende bemes ting al vroeg in het voorjaar de waterplanten zo sterk dat die niet meer kunnen groeien. Door de grotere primaire produktie en de grotere biomassa van plankton fluctueert het zuurstofgehalte in een eutroof water gedu rende een etmaal veel sterker dan in een oligotroof water. Niet alleen is de zuurstof- produktie van algen veel groter in eutroof water, maar ook stijgt het zuurstofverbruik van de levensgemeenschap naarmate de biomassa groter is. Overdag stijgt het zuurstofgehalte, om na de middag al weer af te nemen. Het F 1. Relatie tussen de diepte e de snelheid van de foto- nthese in een meer. De hori- ntale streepjes geven het aduktie-optimum aan minimum wordt meestal 's morgens vroeg gevonden. De zuurstofhuishouding van diepe meren is ook over het seizoen bezien sterk verschillend voor eutrofe en oligotrofe meren. In diepe, thermisch gestratificeerde meren die oligo troof zijn, blijft het zuurstofgehalte de hele zomer hoog in de onderste lagen, het zoge heten hypolimnion. In eutrofe meren echter neemt het zuurstofgehalte in het hypolimnion gedurende de zomer sterk af, soms zelfs tot nul. Dit verschil wordt weer veroorzaakt door de grotere primaire produktie van een eutroof meer, waardoor ook de produktie van bezin kend en afstervend plankton groter is. Deze voortdurende regen van dode organische stof wordt afgebroken door bacteriën die daarbij zuurstof verbruiken. De totale zuurstofinhoud van een meer neemt dan ook of naarmate de 327

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 5