in de Noordoostpolder. Voor de schalen van
het model zie tabel I.
In 1966 werd het model bedrijfsklaar gemaakt
en geijkt. Het eigenlijke modelonderzoek
kwam pas op gang in 1967. Allereerst werden
drie mogelijke tracés van afsluiting onderling
vergeleken. Vervolgens werden onderzoe
kingen ingesteld naar de vormgeving van de
damkoppen en naar de opbouwfasen van de
damvakken op de platen.
Het beperkte model M 822 zou zijn randvoor
waarden ontlenen aan het overzichtsmodel van
de benedenrivieren M 600, waarvan de getij-
apparatuur en de meet-apparatuur na ver
nieuwing voldoende nauwkeurig zouden
functioneren, om die basisgegevens te ver
schaffen. Men ging daarbij als volgt te werk.
Na ijking van beide modellen op de uitgangs
toestand werd elke te onderzoeken situatie
eerst in M 600 gestroomd; daarbij kwam een
volledige registratie tot stand van zowel het
verticale getij als de debieten. Aan de hand
van de daaruit verkregen gegevens werd
model M 822 ingesteld, dat dus bij elke nieuwe
situatie opnieuw moest worden geijkt aan de
hand van gegevens uit M 600. Pas daarna kon
het eigenlijke onderzoek in M 822 beginnen.
Met deze werkwijze werd gedurende enige
jaren ervaring opgedaan. Het kwam daarbij
vast te staan dat de nauwkeurigheid van het
onderzoek door het werken met twee model
len nadelig wordt beïnvloed. Beide vertonen
ze enige onnauwkeurigheden, maar er komt
een derde onnauwkeurigheid bij wanneer de
randvoorwaarden van het ene model moeten
worden overgedragen naar het andere. Ten
aanzien van het model M 600 kan worden
opgemerkt dat de instelling van het verticale
getij voor de uitgangssituatie over het alge
meen goed was te noemen. Dit houdt in dat
ook de totale kombergingsstroom voldoende
nauwkeurig werd weergegeven. De verdeling
van het debiet over de verschillende geulen
was echter minder nauwkeurig, speciaal wan
neer een toestand werd gesimuleerd waarbij
de sluitgaten min of meer vernauwd waren;
de afvoercoëfficiënten van de sluitgaten in
M 600 weken tengevolge van de grote samen
trekking sterk af van die in model M 822, maar
ook van die van in de natuur.
Bij de overdracht van de randvoorwaarden
van M 600 naar M 822 deed zich bijvoorbeeld
de moeilijkheid voor, dat de in M 600 gemeten
waterstanden ter plaatse van de rand van
M 822 niet rechtstreeks naar dat model kon
den worden overgebracht; de oorzaak daarvan
lag in de randconstructies van M 822. De
grootte van de daarmee geïntroduceerde
onnauwkeurigheid was moeilijk te bepalen.
Het bleek evenwel dat geringe wijzigingen in
de randvoorwaarden reeds een niet te ver
waarlozen verandering in de stroomsnelheden
tot gevolg hadden.
De onnauwkeurigheid van M 822 werd, afge
zien van hetgeen hiervóór al werd gezegd
over de randvoorwaarden, sterk beïnvloed
door de landinwaartse rand van het model,
die voor het weergeven van de dwarsver-
hangen ter plaatse te sterk bleek te zijn ge
schematiseerd.
Deze onnauwkeurigheid was des te groter,
naarmate het in te stellen getij sterker afweek
van het oorspronkelijke.
Het kwam er op neer, dat onderzoek van
situaties met vernauwde sluitgaten vrijwel niet
mogelijk was.
Tabel - de modelschaal van de besproken modellen
Schalen
M 284/600
M 822
M 1000
M 1001
Lengte en breedte
ni
2400
300
400
800
Hoogte
Oh
64
100
100
800
Snelheid
nv
8
10
10
9
Tijd
nt
300
30
40
9
Afvoer
nQ
1.288.800
300.000
400.000
57.000
Weerstand
"c
6,1
1.74
2
1
Samentrekking
ns
37,5
3
4
1
62