De afschuiving voltreKt zich. Eerst vallen er schollen; dan breekt een moot grond af die lijkt naar voren te komen, maar tenslotte onderuitzakt Fig. 10. Ontwikkeling van plas tische zones tijdens de ontgra ving van het profiel 10 NA VOLLEDIGE ONTGRAVING EN AANPASSING DER GRONDEIGENSCHAPPEN ledige ontgraving toch niet geheel door. Of de afschuiving werkelijk zou optreden, bleef vanuit dit oogpunt dus een open vraag. De plastische zones helemaal vooraan in het talud wezen reeds op de mogelijkheid dat er schollen zouden vallen. De eigenschappen van het materiaal waarop de CONSOL-pro- gramma's werkten, een poreus soort met watei verzadigd rubber, leken echter niet voldoende op die van grond om dienaangaande iets te kunnen concluderen. Grond gedraagt zich be paald anders wanneer hij aan trek onderhevig is, zoals aan de bovenrand van een dijk, en ook wanneer de schuifspanningen ten op zichte van de normale spanningen hoog zijn opgelopen. De verzwakking die dan optreedt, is in de tweede berekening - definitief profiel in beeld gebracht. Duidelijk ziet men daar de omvang van de plastische zone verande ren. De dijk leunt nu zwaar op de bodem voor het steile talud. Dat is dan ook de belang rijkste reden dat de plastische zone hier wel doorloopt en vrijwel het gehele voorspelde glijvlak omvat. Figuur 11 geeft wat meer inzicht in de vervor mingen en spanningen van het grondskelet er van het grondwater. Opvallend zijn daarbij de spanningsconcentraties bij de teen, vooral volgens de tweede berekening. Ook dient gewezen te worden op het vooroverhellen van het ontgraven profiel onmiddellijk na de ontgraving. Uit sommige opnamen van de af schuiving ontstaat de indruk dat de afge schoven moot grond eerst wat voorover is gekomen alvorens te glijden. Het meest op vallend is echter de grote vermindering in waterspanning als gevolg van het wegnemen van belasting. De gemeten verminderingen bleken achteraf veel geringer te zijn. De vraag 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 44