Tabel III. Kritische stabiliteitsfactoren voorspeld aan de hand van oriënterende glijvakberekeningen
(buitenwaterstand N.A.P. - 2 m).
Profiel
Celproeven
A 0%
A 100%
i riaxiaal proeven (C U)
A 0% A 100%
Plaatselijke
kleefmeting
Vane testmeting Opmerkingen
I
1.004
ondiep glijvak
II
1.007
0.64
1.26
0.65
ondiep glijvlak
III
1.27
0.65
1.72
2.25
diep glijvak
IV
1.22
0.53
1.33
1.68
2.14
diep glijvak
V
1.00
diep glijvak
VI
0.80
0.48
1.06
0.60
diep glijvak
A 0% betekent: geen aanpassing van wateroverspanningen.
A 100% betekent: volledige aanpassing van wateroverspanningen.
Celproeven en triaxiaal proeven zijn laboratoriumproeven en plaatselijke kleef- en Vane testmeting zijn
metingen in het terrein voor het bepalen van de wrijvings-eigenschappen van de grond.
dat de proef door velen met enige scepsis
tegemoet werd gezien.
Profiel III laat zien dat ontgraving vooraf van
het gedeelte boven de H.W.-lijn de vorming
van een diep doorlopend glijvlak bevordert,
maar dat het schuine talud beneden H.W. nog
steeds een te hoge stabiliteitsfactor oplevert.
Een verticaal front zoals in profiel VI levert de
gewenste verlaging van de kritieke stabiliteits
factor op, namelijk tot 0,87.
De onberekenbaarheid van baggerprogram-
ma's was er de oorzaak van dat de begin
datum van de proef pas twee weken tevoren
kon worden vastgesteld. Op maandagochtend
23 november 1971 zou met het baggeren
worden begonnen. Hoewel de duur van het
baggeren kon variëren tussen 24 en 48 uur,
werd de afschuiving gepland op het eerste
laagwater na de 48-uursperiode, 's woens
dagsmiddag 25 november om half twee.
Besloten werd niettemin verlichting aan te
brengen, voor het geval dat de afschuiving
al dinsdagnacht zou plaatsvinden.
Voor er gebaggerd kon worden moest het
profiel boven de hoogwaterlijn worden aange
past, om de kans op ondiepe afschuivingen te
verkleinen. Ook werden op 20 m aan weers
zijden van de as van het proefvak sleuven
gegraven, om randeffecten zoveel mogelijk te
elimineren. Onmiddellijk daarna moest begon
nen worden met de plaatsing van 12 definitieve
waterspanningsmeters, van glijvlakmeters -
plastic buizen die ter plaatse van het glijvlak
zouden moeten breken -, van piketten met
behulp waarvan de vordering van het bagger-
werk op afstand kon worden gevolgd, en van
rekmeters, die de verplaatsing van de voorkant
van het dijkprofiel moesten meten.
Fig. 5. Profielen waarvoor
oriënterende glijvlak-
berekeningen zijn uitgevoerd
5
OUD PROFIEL
ONDERZOCHTE PROFIELEN
AANBEVOLEN PROFIEL
38