kritieke grens; een afschuiving is dan het gevolg. Het eindresultaat van zo'n afschuiving ziet er heel anders uit dan bij een zettings vloeiing: het resulterende talud is slechts weinig flauwer dan het aanvankelijke, de afschuiving komt meestal tot stilstand na een geringe draaiende beweging van de afgeschoven moot grond over een vrijwel cirkelvormig glijvlak. Anders dan bij zettings vloeiingen in zand veranderen de waterover spanningen bij dit soort afschuivingen weinig. Het evidente verschil tussen de twee be schreven soorten stabiliteitsverlies leidt ertoe, dat ze ook theoretisch verschillend moeten worden benaderd. Afschuivingen worden be rekend met zogenaamde glijvlakberekeningen. Daarbij wordt het moment van een langs een cirkelvormig glijvlak afschuivende moot grond (Mi) vergeleken met het moment van de maxi male schuifweerstand die de grond kan op brengen (M2). Het verhoudingsgetal M1/M2 noemt men de stabiliteitsfactor (F). Komt een moot grond tot afschuiving, dan kan men spreken van de kritische stabiliteitsfactor (Fk). In die gevallen waarbij Fk 1, kan de stabili teitsfactor tevens als veiligheidsfactor (F.S.) beschouwd worden. Is de kritische stabiliteits factor ongelijk aan 1 dan kan voor de beoor deling van de veiligheid van een bepaalde constructie de verhouding F/Fk gebruikt wor den, zijnde de veiligheidsfactor F.S. Een afschuiving is beter te berekenen en te voorspellen dan een zettingsvloeiing. Bij de glijvlakberekeningen kan namelijk worden aan genomen dat de hele afschuivende moot in één keer in beweging komt. De plaats van het glijvlak kan vaak goed worden vastgesteld. Bij zettingsvloeiingen levert juist het ketting reactie-karakter van het verschijnsel moeilijk heden op voor de toepassing van de glijvlak- berekening. Sinds kort is echter een nieuwe methode in ontwikkeling, in de vorm van een computerprogramma CONSOL, waarin, binnen zekere begrenzingen, het progressieve be- zwijkkarakter van zettingsvloeiingen, met in begrip van de waterspanningen, kan worden benaderd. Met dit programma worden de spanningen en vervormingen zo realistisch mogelijk berekend. De grond wordt geacht te bezwijken in zogenaamde 'plastische zones', waar de schuifspanningen groter zijn dan de schuifweerstand. Toenemende vervormingen, waaronder ook plaatselijke afschuivingen mo gen worden gerekend, resulteren in een her verdeling van spanningen en van plastische zones. Lopen de waterspanningen daarbij verder op, zoals in losgepakt zand, dan breiden de plastische zones zich uit, en kan een kettingreactie van afschuivingen benaderd 34 worden. Lopen de waterspanningen niet ver der op, zoals in klei en veen, dan komt de moot grond pas tot afschuiving als er een doorgaande plastische zone ontstaat waar langs een schuifvlak tot ontwikkeling kan komen. De resultaten van de nieuwe berekenings methode zijn sterk afhankelijk van de inge voerde materiaaleigenschappen, een reden om ook met dit soort berekeningen door middel van proeven ervaringen op te doen alvorens er conclusies op te funderen. De slechte meetbaarheid van zettingsvloeiin gen maakte het onmogelijk, het CONSOL-pro- gramma aan een zettingsvloeiing te ijken. Beter leek het, er eerst proeven mee te doen die verband hielden met afschuivingen in klei en veen. Er is daarom een proef opgesteld waarbij een kunstmatige, dus uitgelokte en NIEUWE DIJK TIJDENS OPSPUITEN NIEUWE DIJK NA IN WERKING STELLEN HOOG GW PEIL GW PEIL OUDE DIJK TIJDENS DOORGRAVING AFHANKELIJK VAN WATERINLATING L W LAAGWATER J 1 I

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 36