h
wy/y
- J
r~~
P\
f\
X
m
Ai
A
'AA
A
W//,
"V/
r
Een indruk hiervan geven de dwarsprofielen
van figuur 2. De grootste gepeilde diepte aan
de rivierzijde van de sluizen bedraagt on
geveer N.A.P. - 24 m. Omdat de vloedstroom
door de sluizen na het in bedrijf stellen onder
normale omstandigheden geheel is komen te
vervallen, hoeft hier niet gevreesd te worden
voor verdere verdiepingen.
De ebstroom heeft tijdens de overgangstoe
stand met geopende Haringvlietsluizen en
afgesloten Rak van Scheelhoek aan de zee
zijde belangrijk geringere ontgrondingen opge
leverd. Hier werd de grootste diepte eveneens
nabij het noordelijk landhoofd gevonden:
N.A.P. - 19 m. Na de inbedrijfsste11 ing van de
sluizen zullen de ebdebieten pas bij zeer
hoge Bovenrijnafvoeren dezelfde orde van
grootte bereiken als tijdens de overgangs
fase is opgetreden. Aangezien sinds met het
lozingsprogramma begonnen is, de opper-
waterafvoer vrijwel steeds laag is geweest,
zijn aan de zeezijde van de sluizen nog
slechts aanzandingen geconstateerd. Toch
mag men in de loop der jaren hier nog een
verdere verdieping verwachten. Deze ver
dieping zal van dezelfde omvang zijn als ge
constateerd is tijdens de overgangssituatie,
namelijk 6 a 8 m.
Tenslotte kunnen nog enige getallen gegeven
worden voor de totale uitschuring in het ge
bied in het verlengde van de uitwaterings
sluizen. Zeewaarts is in dit gebied tot 500 m
uit de sluizen 3,2 miljoen m3 uitgeschuurd in
de periode tussen juli 1969 en september
1970. Tot op een afstand van 1000 m zee
waarts van de sluizen bedroeg de totale uit
schuring 5 miljoen m3 en tot 2000 m 6,3 mil
joen m3. Nog verder zeewaarts is de bodem
RAAI 12
WESTZIJDE
AS SPUISLUIS
- AFSTAND IN |m UIT NULPUNT -
600 500400 300
100 200 300 400500 600
15
V--" v-\
C'~\
V
w. p
V
OPNEMING:
OKTOBER 1968
MAART 1970
m 11.25
SLUISVLOER -5,50
V/
V
n
vy.
t
VA
RAAI 32
WESTZIJDE
AS SPUISLUIS
- AFSTAND IN I m UIT NULPUNT -
600 500 400 300
200 300 400 500 600
15
1
1
11,25
SLUISVLOER -5,50
1
V-
x»vv%j
wV*
\C-
v
j
V l/?
V V
V/,
519