heeft in het beschouwde tijdperk 0,3 mil
joen m3 bedragen. De grootste uitschuring is
opgetreden in de eerste periode na de
afsluiting, van november 1970 tot januari 1971.
De rivierafvoeren hadden namelijk in de
maanden november en december 1970 ge
middelde waarden; de Bovenrijnafvoer bij
Lobith bedroeg 2100 m3/sec. Daarna is de
Rijnafvoer steeds laag geweest: in januari,
februari, maart en april bedroeg hij bij
Lobith respectievelijk gemiddeld 1550, 1970,
1480 en 1494 m3. In die periode kwam de
uitschuring van de Kil tot stilstand. Het van de
Boven en Beneden Merwede en van de
Dordtse Kil afkomstige zand is vermoedelijk
grotendeels afgezet in het gebied van de
Oude Maas, van Dordrecht tot aan het split-
singspunt met het Spui; over dat rivier-
gedeelte is totaal 1,1 miljoen m3 aanzanding
gemeten. Het grootst was de aanzanding per
lengte-eenheid op het vrij korte traject van
Dordrecht tot aan het splitsingspunt met de
Krabbegeul; onder invloed van de nieuwe
omstandigheden zijn de stroomsnelheden daar
in aanzienlijke mate afgenomen.
De uitschuring van de Noord heeft 0,3 mil
joen m3 bedragen; ook daar zijn de grootste
uitschuringen opgetreden in de periode
november 1970-januari 1971 en gevolgd door
vrijwel algehele stabiliteit in de periode
januari-mei 1971. Het traject van de Nieuwe
Maas tussen kmr 989 en 1000, waar vroeger
enig zand van de Lek werd afgezet, vertoont
nu een zandverlies van 0,5 miljoen m3.
Verantwoordelijk voor dit verschijnsel is wel
de bodemophoging in het traject kmr 994-998,
waar de diepe geulen zijn verondiept tot
N.A.P. 8 m. Dat deed de stroom toenemen,
en bracht de erosie op gang.
Het ligt voor de hand aan te nemen dat het
zand van de Noord en dat van het traject
kmr 989-1000 van de Nieuwe Maas groten
deels is afgezet op een gedeelte van de
Nieuwe Maas, namelijk op het traject
kmr 1000-1013, dat loopt van Rotterdam tot
aan het Splitsingspunt Oude Maas. Bij
gemiddelde Bovenrijnafvoer is het getij
volume hier 15 minder groot dan voor de
afsluiting van het Haringvliet. In het Spui is
een natuurlijke uitschuring geconstateerd ter
grootte van 1,1 miljoen m3, ontstaan in de
eerste maanden na de afsluiting. Het be
nedendeel van de Oude Maas, tussen Spui en
Rotterdamse Waterweg, is uitgeschuurd met
0,5 miljoen m3, als gevolg van de bij gemid
delde omstandigheden toegenomen ebstroom.
Van de beide trajecten samen is dus 1,6 mil
joen m3 bodemmateriaal meegevoerd.
Vermoedelijk is het grotendeels afgezet in de
Rotterdamse Waterweg tussen kmr 1013 - het
splitsingspunt Oude Maas - en kmr 1032,750,
de kop van het oude Noorderhoofd te Hoek
van Holland. Op dit traject is het getijvolume
namelijk bij gemiddelde bovenrijnafvoeren
10% minder groot dan voorheen. In dat
traject is een aanzanding opgetreden van
2,2 miljoen m3; 0,6 miljoen m3 daarvan is
vermoedelijk vanuit zee aangevoerd.
Afzetting van zeezand vindt in het gebied van
de Rotterdamse Waterweg plaats bij lang
durige westerstorm, en in de beschouwde
periode is zo'n storm na november 1970 niet
meer voorgekomen. Als gevolg van massaal
zandzuigwerk voor de mond kan de Nieuwe
Waterweg tussen km 1032,750 en kmr 1025
verschijnselen van terugschrijdende erosie
gaan vertonen. In het halve jaar november
1970-mei 1971 is het bovengeschetste alge
mene beeld van het zandtransport echter
slechts in geringe mate beïnvloed door
afzettingen van zeezand bij stormen of door
zuigwerken buitengaats.
Wat nu de prognoses voor de toekomst betreft,
kan het volgende worden gesteld: in de
rivieren Noord, Kil, Spui en in het beneden
deel van de Oude Maas kan verdere uit
schuring worden verwacht bij bovenrivier-
afvoeren van 1700 tot 3000 m3/sec. te Lobith.
Het traject Rotterdamse Waterweg-Nieuwe
Maas kan in de toekomst zand toegevoerd
krijgen uit de zich verdiepende rivieren Noord,
Spui en uit het benedendeel van de Oude
Maas en misschien ook vanuit zee. Uit
vroegere studie is gebleken dat zeezand door
westerstorm ver rivieropwaarts kan worden
gevoerd. Nu echter door de bedijking van de
Maasvlakte een belangrijk leverantiegebied
van bodemmateriaal buiten het bereik der
stromen is gebracht, valt het te bezien of de
aanvoer van zeezand in gelijke mate zal
voortduren. Voorheen is dit bij westerstorm
aangevoerde bodemmateriaal bij hoge rivier-
afvoeren altijd wel geërodeerd en weer afge
voerd uit het traject Waterweg-Nieuwe Maas.
Nu bij toenemende rivierafvoer door het
inwerkingstellen van de Haringvlietsluizen
geleidelijk meer water door het Haringvliet
naar zee zal worden afgevoerd, en daardoor
de ebstromen op de Nieuwe Waterweg bij
toenemende rivierafvoeren vrijwel dezelfde
zullen blijven, kan dat eroderingsproces niet
meer worden verwacht.
516