Fig. 10. Opwaartse vergroving (bovenste helft) en opwaartse verfijning (benedenste helft) van de sedimentatie 10 Relatief kleine verschillen in de stroomsnel- heden bij de bodem kunnen dus reeds een verschuiving in de sedimenttypen ten gevolge hebben. Normale doodtij-springtij-variaties kunnen in dit opzicht al van belang zijn. Illustratief is in dit verband figuur 9, waarin de variatie in de stroomsnelheden op 0,5 m boven de bodem is aangegeven, gebaseerd op 36 stroommetingen in hetzelfde meetpunt in de mond van het Haringvliet. Een opwaartse opeenvolging van sediment type 1 tot 3 in een bepaald profiel represen teert een afname in de grootte van de sedi mentbeweging -zowel wat de korrelgrootte als wat de grootte van de sedimentaire structuren betreft - en een toename in de sedimentatie van klei. De stromingsintensiteit is daar ter plaatse met de tijd kennelijk af genomen. Het is echter ook mogelijk, dat op een bepaalde plaats de stromingsintensiteit geleidelijk toeneemt. Dan is er een opwaarts vergrovende opeenvolging van sedimenttypen van type 3 naar type 1 mogelijk (figuur 10). Gebleken is, dat over alle zeegaten gerekend opwaarts verfijnende opeenvolging van sedi menttypen ongeveer even vaak voorkomt als opwaarts vergrovende. Was het hier beschre ven onderzoek vooral beperkt tot de estuaria en zeegaten, thans worden ook de sedimenten op de onderwaterdelta in het onderzoek be trokken. Uit de sedimentaire structuren kun nen soms belangrijke conclusies worden getrokken over de invloed van stromen en golven op de sedimentbeweging. Hierdoor kan misschien worden vastgesteld of een bepaald gebied vooral onder stromings- dan wel onder golfinvloed staat, ofwel dat beide invloeden ongeveer in gelijke mate aanwezig zijn. 511

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 21