Fig. 6. Sedimentatietype 3: een onregelmatige lenzenstructuur van zand en klei Fig. 7. Sedimentatietype 3: horizontale, scherp begrensde laagjes zand en klei 7 schillende plaatsen in de zeegaten en estuaria het geval zijn. Is de klei goed geconsolideerd, dan is de erosiebestendigheid van de sedimenten van type 3 in orde van grootte vergelijkbaar met compacte kleilagen. Het voorkomen van de sedimenttypen Ongeveer 200 gestoken boringen vooral af komstig uit de tracé-gebieden van de afsluit- dammen werden op de bovengeschreven sedimenttypen onderzocht. Alleen dat ge deelte werd beschouwd, dat in de 19e en 20e eeuw is afgezet, hetgeen werd vastgesteld met behulp van oude hydrografische kaarten. Nagegaan werd of de frequentie van optreden van een bepaald sedimenttype samenhing met de diepte waarop het voorkwam. Dit bleek niet het geval in de Oosterschelde en het Brouwershavense Gat, maar wel in het Haring vliet. Hier vertoonde type 3 bij afnemende diepte een geleidelijke toename en type 2 een afname (figuur 8). Verder bleek in alle estuaria en op alle diepten dat type 2 het meest frequent voorkwam. Hieruit kan worden afgeleid dat de sedimentatie gewoonlijk plaatsvindt bij matige stroomwerking, en dat afzettingen gevormd bij hoge zowel als lage stroomwerking relatief weinig bijdragen tot de totale sedimentopbouw in de onderzochte gebieden. Behalve bij de parallelle zandgelaagdheid werden nergens indicaties van golfwerking - in de vorm van een speciaal type scheve ge laagdheid - op de sedimentatie gevonden. Gebleken is, dat de afwisseling van de sedi menttypen zowel in horizontale als in verticale zin bijzonder groot is. Het is veelal onmogelijk 509

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 19