Links: het werkeiland Neeltje
Jans met de gebruikelijke
vliegroutes van de helikopter
1commandopost met richt-
licht; 2: blokkenstapeling; 3:
mobiele radarpost; 4: heli-haven
Rechts :overzicht van de dag
produktie
Voor het laden en lossen van het stort
materiaal had men de keuze uit drie mogelijk
heden; een mechanisch stortframe, een
hydraulische hijsbalk en een nylonkabel.
Het Amerikaanse leger wilde er zich van te
voren van vergewissen dat de meegevoerde
last onder alle omstandigheden kon worden
afgeworpen, zodat deze geen hindernis zou
vormen bij een noodlanding. Aan deze voor
waarde voldeed alleen het door Sikorsky
bedachte mechanisme met nylonkabel, en dat
werd dan ook gedurende de gehele proef
gebruikt. Onderaan de helikopter hing een
balk met twee elektrisch te bedienen haken.
Een nylontros 'zonder einde' die door de
hijsogen van drie betonblokken was gestoken,
werd met zijn beide lusachtige einden aan de
elektrisch bedienbare haken bevestigd. Op de
stortplaats werd één haak elektrisch geopend,
zodat de nylontros aan één kant losschoot,
en de blokken eraf gleden. Vlakbij de laad
plaats werd de lege tros afgeworpen door ook
de andere haak te openen. Het grondperso
neel had inmiddels een andere nylontros door
de ogen van drie andere blokken uit de
stapeling gestoken en bevestigde de tros nu
in de haken van de teruggekeerde helikopter,
die derhalve niet aan de grond hoefde te
komen, maar meteen gereed was voor een
volgende vlucht.
Het stortprogramma dat moest worden uit
gevoerd, was ingedeeld als bij een geleidelijke
sluiting. De krib werd opgebouwd in vier lagen
van anderhalve meter dikte. In de lengte
richting was hij verdeeld in stortvakken van
10 m lengte. Voor elk stortvak was per fase
het aantal benodigde blokken berekend, uit
gaande van een verondersteld talud onder
1 1en 43 holle ruimte.
Wijze van uitvoering en ervaringen
De eerste dagen moesten de vliegers ver
trouwd worden gemaakt met de plaatsbe
palingssystemen. Het visuele systeem leverde
geen enkel probleem op; het sea-fixsysteem
gaf nogal eens aanleiding tot discussies.
Zoals werd verwacht, werkte de hoogtemeter
van de helikopter op geringe hoogte onnauw
keurig. Bij de voorbereiding was er daarom
mee gerekend dat de storthoogte minimaal
25 m moest bedragen. Na enige uren vliegen,
waarbij de commandopost steeds de hoogte
doorgaf op het moment dat de machine de
kustlijn passeerde, slaagde de bemanning erin
schattenderwijs een storthoogte van 10 m in
te stellen.
De stortsnelheid is de eerste weken steeds
20m/sec geweest. Dat de blokken derhalve
met een flinke snelheid neerkwamen, hinderde
niet zolang ze in het water vielen en daar nog
enige valdiepte hadden. Een duiker die na het
aanbrengen van de eerste fase naar beneden
is geweest, constateerde geen uitzonderlijke
breuk en geen vernieling van de bodem
bescherming, die lag op N.A.P. - 4 m. Toen
van de betonblokken afspringende schilfers
de rotor van de helikopter raakten, werd de
valsnelheid van de blokken toch een proble
matisch punt.
De drie blokken die de helikopter per vlucht
meenam, hingen aanvankelijk steeds achter
elkaar in de lengte-as van het toestel. Op het
moment dat ze het wateroppervlak raakten
stootten de blokken tegen elkaar, en sprongen
er betonsplinters vanaf, die door het op
spuitende water omhoog werden geschoten.
De vliegers waren geneigd dit te compenseren
door hoger te gaan vliegen, maar dat had
454