Begeleidend golfonderzoek bij
de caissonsluiting in de Kous
De afsluiting van de Oosterschelde onder
scheidt zich van andere operaties niet alleen
door haar grootte; ook de zeer aan golfaanval
geëxposeerde ligging van het werkgebied
maakt deze afsluiting bijzonder. Alleen de
situatie van de sluitgaten in het Veerse Gat,
in 1962, en de afgelopen zomer in het Brou-
wershavense Gat, zijn er enigszins mee te
vergelijken. Om de sluiting van zulke sterk aan
de golfaanval blootgestelde zeegaten veilig te
kunnen uitvoeren dient men te beschikken
over een zo grondig mogelijke kennis van de
golfbeweging in het werkterrein, en over een
zo diep mogelijk inzicht van de uitwerking van
de golfaanval op de bouwconstructies en de
werkbaarheid van het bouwmateriaal. Het
golfonderzoek dient dan vroeg te beginnen,
omdat een lange registratieperiode de be-
rouwbaarheid van de algemene conclusies
die men eruit trekt, sterk verhoogt. In de be-
reffende gebieden zijn dan ook al jaren terug
de nodige golfmeetpalen geplaatst, uitgerust
net registrerende instrumenten. (Bericht
ïr. 55, februari 1971). Studies en berekeningen
noeten uiteindelijk aan een praktisch geval
worden getoetst, en de ervaring die men daar-
nee opdoet, dient nauwkeurig te worden ge-
egistreerd.
3ij iedere afsluiting hoopt men natuurlijk op
loed weer, omdat dat het werk ten goede
;omt. Anderzijds is een ervaring met slecht
weer toch ook van groot belang, omdat men
ïr lering uit kan trekken voor toekomstige
verken. Achteraf gezien kan men het daarom
oijna betreuren dat de weersomstandigheden
zowel tijdens de sluitingswerkzaamheden in
iet Veerse Gat in 1962 als onlangs bij het
Brouwershavense Gat zo gunstig zijn geweest.
Hnige praktische ervaring met zware golfgang
vooral in het Brouwershavense Gat zou nuttige
gegevens hebben opgeleverd voor de verdere
voorbereiding van de Oosterschelde-sluiting.
Wat de golfaanval betreft zijn twee aspecten
van bijzonder belang: de weerstand van een
blokkendam tegen golfaanval, en de gevoelig
heid van doorlaatcaissons voor golfslag
tijdens manoeuvres en gedurende het af
zinken. Het begeleidend golfonderzoek in de
Kous heeft voor de caissonsluiting wel een
aantal nuttige inzichten opgeleverd, vooral wat
betreft de meettechnieken en het meetpro
gramma.
De golfbeweging in de Kous bleek bij onder
zoek een heel grillig karakter te vertonen.
Ze werd bepaald niet alleen door de ter
plaatse heersende wind, maar ook door de
waterstand, de getijstroom, en de deining die
het gebied binnenkwam vanuit zee. Boven
dien werden de golven in sterke mate be
ïnvloed door de in dit gebied voorkomende
ondiepten. Dat alles maakte het golfpatroon
bijzonder gecompliceerd. Men kan zulke
samengestelde golven echter beschouwen als
het resultaat van een groot aantal onafhanke
lijke sinusoïden met verschillende amplitude,
periode en fasehoek. Met behulp van een
Fourier-analyse is het mogelijk om voor ver
schillende periode-intervallen de bijbehorende
energie van de samenstellende sinusoïden te
bepalen. Wanneer de gesommeerde energie
per frequentie wordt uitgezet tegen de bij
behorende periode, ontstaat een energie
spectrum.
Vooral van de hoge en lange golven die
in de Kous werden waargenomen, werd ver
wacht dat ze in belangrijke mate verstorend
zouden werken op de navigatie en de afzink-
manoeuvres met de caissons. Om dienaan-
419