bekken blijvend zal blijken te zijn, met andere
woorden of het Haringvlietbekken zal fun
geren als permanente slibvanger. Van blij
vende slibafzetting is slechts sprake wanneer
voorheen afgezet slib ook bij hoge rivier-
afvoeren en daarmee gepaard gaande hogere
stroomsnelheden op het bekken tijdens spui-
perioden niet meer wordt geërodeerd en naar
zee afgevoerd. De erodeerbaarheid van het
slib wordt in belangrijke mate bepaald door
de cohesie tussen de slibdeeltjes, ofwel de
consolidatie van het slib. Het is onder meer
uit laboratoriumonderzoek wel bekend dat
vers afgezet slib reeds in enige uren zo kan
consolideren dat de stroomsnelheid, nodig
om het weer in suspensie te brengen en
verder te voeren, veel groter is dan de snel
heid waarbij het tot bezinking kwam. Later
afgezet slib oefent bovendien enige druk
uit op de onderliggende sliblagen, zodat
die nog weer eens extra worden samenge
drukt, waarbij ze water verliezen en een
hogere consolidatiegraad verkrijgen. Met de
tijd neemt de weerstand van het in het
Haringvlietbekken afgezette slib tegen de
sleepkracht van de stroom toe. Het ingewik
kelde proces van de verhoging der kritieke
erosiesnelheid zal pas na veel natuurmetingen
nauwkeurig kunnen worden geformuleerd. Het
is dus nog te vroeg om een betrouwbare
kwantitatieve uitspraak te doen over de slib-
accumulerende functie van het Haringvliet
bekken en het aansluitende Hollands Diep.
Zo kan nog niet worden voorspeld hoeveel
van het aanvankelijk in het bekken tot be
zinking gekomen slib later bij spuien tijdens
hoge rivierafvoeren toch nog zal worden af
gevoerd naar de monding, en eventueel nog
verder, naar zee. Het lijkt echter wel zeker
dat een niet onbelangrijke hoeveelheid slib
duurzaam in het bekken zal achterblijven.
Bedrijfsvoering met de Haringvlietsluizen
Niet de minst belangrijke ervaring van de
achter ons liggende proefperiode is geweest
dat de Haringvlietsluizen vanaf het allereerste
begin tot nu toe betrouwbaar hebben gewerkt
Na het in gebruik nemen van dergelijke grote
gemechaniseerde werktuigen wil zich nogal
eens een periode van kinderziekten voordoen
Zo'n periode is hier volledig achterwege ge
bleven; de sluizen bleken vanaf de ingebruik
stelling volledig bedrijfszeker.
Bij normale weersomstandigheden wordt de
sluis bediend door twee man, die telefonisch
met elkaar in contact staan. Eén van hen be
vindt zich in de centrale bedieningsruimte.
Voor zover het Normale Lozingsprogramma
wordt gevolgd bepaalt hij, uitgaande van de
afvoer van Rijn en Maas, met behulp van be
dieningsvoorschriften, grafieken en tabellen
hoe de segmentschuiven moeten worden in
gesteld. Voorts bedient hij de segmentschui
ven en ook de schuiven van de zout- en vis-
riolen. Bovendien behoort de bewaking van
het sluizencomplex tot zijn taak. De tweede
man bevindt zich meestal in de elektrische
centrale onderin het bedieningsgebouw. Hij is
belast met de zorg voor de elektriciteitsvoor
ziening; voor zover nodig verhelpt hij kleine
storingen in de elektromechanische uitrusting
van het sluisbedrijf.
Buiten de normale werktijden is een deel van
het sluispersoneel ingedeeld in een storings
wachtdienst. Als de omstandigheden dat
wenselijk maken, kan daardoor op korte ter-
358