plant verliest's winters zijn bladeren, waar
door er slechts een geringe bedekkingsgraad
overblijft en uitstuiving gemakkelijk kan op
treden. Bovendien wordt zandhaver veelal aan
gevreten door konijnen. Wel moet worden
opgemerkt dat op sommige plaatsen langs de
kust, met name in Zeeuws-Vlaanderen,
zandhaver tussen de helmbegroeiing voorkomt
en uitstekend gedijt.
Verouderde en deels afgestorven, ook te
weelderig opgegroeide en daardoor weer ten
dele verstikte duingrasbegroeiing kan ge
maaid worden, al moet gezegd worden dat het
een lastig karwei is. Het maaien dient in het
voorjaar te geschieden; spruitvorming en
-ontwikkeling worden er namelijk door ge
stimuleerd, zodat tegen het stormseizoen weer
voldoende opslag aanwezig is om verstuiving
te voorkomen. Bij juiste bemesting kan in een
halfjaar tijds weer een verjongde vitale
vegetatie van voldoende hoogte verkregen
worden.
De beproefde kitmiddelen blijken indien toe
gepast tussen een reeds bestaande vegetatie
geen duidelijk positieve maar eerder een
negatieve invloed te hebben op de groei van
helm en Noorse helm. Bij toepassing op zaai
goed zijn deze negatieve effecten bij bepaalde
middelen niet geconstateerd. Bij zanddammen
langs de kust kunnen de taluds waar zand
kan aanstuiven op dezelfde manier behandeld
worden als de zeereep. Ook is het raadzaam
in de overgangszone van de taluds naar de
kruin een strook met duingrassen te bezaaien
of te beplanten tot op de kruin om eventueel
verstuivend zand op te vangen. De kruin van
de dam kan tegen ver- en uitstuiven be
schermd worden door een begroeiing, echter
niet eerder dan dat het zoutgehalte van het
bodemvocht voldoende verlaagd is. In het
algemeen kan gesteld worden dat tenminste
6 cm neerslag op de zanddam moet zijn
gevallen. Daarom zal het aanbeveling ver
dienen om direct na het onder profiel brengen
van de zanddam het zand vast te leggen door
het in-eggen van stro. Nadat het zoutgehalte
voldoende gedaald is kunnen dan mengsels
van bepaalde zaden worden gezaaid, waarna
bemesting kan volgen. Is de begroeiing een
maal aangeslagen en het zoutgehalte nog
verder verminderd, dan kunnen ook duin
struiken zoals duindoorn en vlier op daar
voor geschikte plaatsen worden geplant
of gezaaid. Het zaaien van duindoorn is
namelijk niet aan te raden op plaatsen waar
veel stuifzand wordt verwacht, aangezien
de kleine plantjes door dit stuifzand sterk
worden aangetast. Op zulke plaatsen kan de
duindoorn alleen geplant worden, nadat eerst
een gras- of heimbegroeiing tot ontwikkeling
gekomen is ter stabilisatie van de bodem.
Op meer beschut terrein met weinig zand
verstuiving zijn op Goeree goede resultaten
met zaaien van duindoorn verkregen.
Uit de proeven kan geconcludeerd worden,
dat de begroeiing op het meest zeewaartse
deel van de zeereep met relatief geringe
kosten nog belangrijk kan worden gestimu
leerd, voornamelijk door bemesting. Toch
dient een dergelijke ingreep in de natuurlijke
levensomstandigheden van de vegetatie met
de grootste voorzichtigheid te geschieden.
Immers de allerwegen optredende vervuiling
van ons milieu is voor een gedeelte terug te
voeren tot overmatige verrijking van water en
bodem met plantenvoedingsstoffen. Uit
experimenten blijkt, dat toevoeging van kunst
mest aan de bodem van voedselarme, min
of meer stabiele levensgemeenschappen op
korte termijn reeds een drastische vermin
dering van soorten ten gevolge heeft, in feite
dus een verarming van de levensgemeen
schap, en een vermindering van stabiliteit van
de vegetatie. Het gevaar voor bodemerosie
neemt daardoor toe, en aldus kan het middel
erger zijn dan de kwaal.
Aan het strand en op het voorduin hebben
we te maken met een pioniersvegetatie in een
instabiel milieu. Hier ligt de tolerantie van
bemesting op de natuurlijke begroeiing anden
dan in de meer gestabiliseerde levens
gemeenschappen. Immers op het voorduin
behoort instabiliteit tot de essentiële ken
merken van het milieu. Verandering van één
milieufactor, bij voorbeeld het fosfor- of
nitraatgehalte van de bodem binnen de gren
zen van deze instabiliteit, komt daar ook bin
nen de natuurlijke variaties in het milieu vooi.
Het is om deze reden dat de werkgroep zich
bij haar onderzoek nadrukkelijk beperkte tot
pionierplanten van strand en zeereep. De
hier verkregen resultaten zijn echter uitdruk
kelijk niet van toepassing op duinterreinen di i
achter de eigenlijke zeereep liggen.
288