tweede zuiveringsbedrijf. Als vestigingsplaats
werd het eiland Berenplaat gekozen, op het
snlitsingspunt van Spui en Oude Maas. Hier
kon men een spaarbekken aanleggen van
v ldoende inhoud om een periode met kwali
tatief slecht water te overbruggen. Tijdens de
b >uw van dit bedrijf ondervond de drink
watervoorziening nogmaals grote moeilijk-
h den. Door een samenloop van klimatolo-
g sche omstandigheden moest in januari 1963
v ar dagen lang water worden geleverd dat
v nwege het veel te hoog zoutgehalte nauwe-
li as drinkbaar was. Deze gebeurtenis, in het
b drijf bekend als 'de zoutinvasie', was voor
E en W. van Rotterdam aanleiding een com-
n ssie in te stellen die tot taak kreeg te
8 Iviseren over alle maatregelen die tot ver-
b bering van de drinkwatervoorziening van
F otterdam zouden kunnen leiden.
I: het door de commissie in juli 1965 uitge-
b achte rapport wordt onder andere gesteld
d it de drinkwatervoorziening van Rotterdam
e i omgeving ook in de toekomst, wanneer
h t verbruik zal stijgen tot 160 miljoen m3
980) en tot 250 miljoen m3 (2000), blijft aan-
g wezen op oppervlaktewater. Deze grote
h 'eveelheden zullen alleen geleverd kunnen
w irden door de Rijn en de Maas en gezien
d fluctuaties in de afvoer en de verontreini-
g ïg van deze rivieren kan aan constante
w ;teronttrekking niet gedacht worden. Er zal
di rhalve gebruik gemaakt moeten worden van
Sf aarbekkens. Zoekend naar terreinen waar
dt ze bekkens aangelegd zouden kunnen wor-
drn, heeft de commissie achtereenvolgens
orttrekking van water aan het IJsselmeer,
in Itratie en winning op de Veluwe, aanleg
va bekkens in de Hoekse Waard en aanleg
va spaarbekkens in de Brabantse Biesbosch
al mogelijkheden in beschouwing genomen.
Teislotte kon een duidelijke voorkeur voor
aa lieg van spaarbekkens in de Zuidwaard
va de Biesbosch worden uitgesproken, en
we op grond van deze overwegingen:
In Plaats van Rijnwater kan in de Biesbosch
he betere Maaswater worden ingenomen;
aa gezien de Maas niet steeds voldoende
we er leveren kan, moet overschakeling van
on rekking aan de Maas op onttrekking aan
de Rijn mogelijk zijn. In de Biesbosch kan
da via de Nieuwe Merwede ten allen tijde
ge lakkelijk worden gerealiseerd. Het trans-
po van water uit de Biesbosch naar Rotter-
da is economisch aanvaardbaar.
La r bleek bovendien nog dat de geologische
sit; atie uiterst gunstig is; de Zuidwaard van
de Siesbosch bevat een nagenoeg water-
on oorlatende laag op een diepte variërend
va. 12 m tot 28 m beneden N.A.P. Deze
zogenaamde formatie van Kedichem kon
voor de spaarbekkens de functie van afslui
tende bodem vervullen.
Het spaarbekkenplan
Na het gereedkomen van het eindrapport van
de Commissie Drinkwatervoorziening Rotter
dam is door de Drinkwaterleiding een begin
gemaakt met een nadere bestudering en uit
werking van de in het rapport vermelde con
clusies en aanbevelingen. Inmiddels had de
Minister van Sociale Zaken en Volksgezond
heid aan het Rijksinstituut voor de Drink
watervoorziening opdracht gegeven voor ge
heel Nederland een basisplan op te stellen
voor de watervoorziening tot het jaar 2000.
Reeds spoedig bleek dat in westelijk Neder
land op grote schaal oppervlaktewater zou
moeten worden opgeslagen. Onder invloed
van dit gegeven evolueerde het oorspronke
lijke plan tot een nieuwe opzet, waarbij het
leveringsvermogen opgevoerd kon worden tot
500 miljoen m3/jaar. De helft daarvan is be
stemd voor Rotterdam en omgeving, de
andere helft voor Zeeland, Noordwest-Brabant
en mogelijk nog andere gebieden.
Het inpassen van de bekkens in de land
schappelijk zeer gevoelige omgeving die de
Biesbosch met zijn grote recreatieve moge
lijkheden nu eenmaal is, eiste veel zorg. Alle
plannen werden daarom getoetst aan de in
zichten van een begeleidingsgroep waarin
deskundigen op waterstaatkundig, landschap
pelijk, recreatief, agrarisch en bestuurlijk
niveau zitting hadden.
Het definitieve plan omvat drie bekkens in
de Zuidwaard, met de namen Zuiderklip,
De Gijster en Honderd en Dertig, en in de
Noordwaard het bekken Petrusplaat. De kruin
hoogte van de ringdijken rond de bekkens
bedraagt N.A.P. 8,50 m, de maximale water
stand in de bekkens is bepaald op N.A.P.
6,50 m. De bodemdiepte van de bekkens
varieert van N.A.P. - 9 m tot N.A.P. - 15 m,
afhankelijk van de ligging van de water-
ondoorlatende laag in de ondergrond. Ten
einde opbarsten van de bodem bij lage water
standen in de bekkens te voorkomen laat
men bij de ontgraving een in dikte variërende
zandlaag op de ondoorlatende laag achter.
De bekkens worden gevoed door een inlaat-
pompstation aan het Spijkerboor. Dit pomp
station heeft als tweede functie het transport
van water uit de Zuiderklip naar de De Gijster,
telkens wanneer het peil in de bekkens daalt
tot beneden N.A.P.-8 m. Het pompstation
Kerksloot, aan de westzijde van de De Gijster,
heeft eveneens twee functies. In de eerste
plaats wordt het gebruikt om water uit de
299