De 'Krabbe' De enorme uitbreiding van de scheepvaart zowel ter zee als op de binnenwateren heeft in onze eeuw onder meer geleid tot een steeds groeiende vraag naar gegevens omtrent de bodemfiguratie van scheepvaartroutes en rivieren. De zeegaten in ons kustgebied, met hun zich snel verplaatsende zandbanken en ondiepten, vereisten daarbij wel een bijzonder frequente en nauwkeurige opneming van de bodemfiguratie. Pas door de uit vinding en toepassing van het echolood omstreeks 1925 kon aan de sterk vergrote be hoefte aan peilgegevens weer worden tegemoetgekomen. Principe van het echolood is de nauwkeurige meting van de tijd die een vanuit een schip naar de bodem uitgezonden signaal nodig heeft om na weerkaatsing zijn punt van uitgang weer te bereiken. Rekent men die tijd aan de hand van de voortplantingssnelheid van geluidsgolven door water, ongeveer 1450 meter per seconde, om in afstand, dan is daarmee de diepte van het water op het punt van loding bekend. Naast een klok waarop men de lodingsresultaten meteen afleest, kan op het echolood ook een toestel voor automatische registratie van de ge gevens worden aangesloten. Een pen tekent dan van links naar rechts de gemeten diepte aan op een strook papier die er met gelijkmatige snelheid in verticale richting onder doorgetrokken wordt. De diepte wordt in dat geval afgelezen langs een horizontaal ge plaatst liniaaltje met schaalverdeling. Het voordeel van dit zelfregistrerende echolood is dat het ook bij snel varende schepen doorlopend, en bij niet te grote diepte meermalen per seconde de diepte optekent en dus bij het volgen van een rechte koers als het ware een doorsnede van de bodem geeft ter plaatse van de projectie van de koerslijn. Zelfs bij grote snelheden mag men aan nemen dat gezien de vele lodingen per seconde alle oneffenheden van de bodem kunnen worden opgemerkt. De mogelijkheid blijft evenwel bestaan dat een rots of klip, die zelfs maar enige meters naast de koerslijn ligt, niet geregistreerd wordt. De enige mogelijkheid om zekerheid te verkrijgen omtrent het bodemprofiel over een enigszins brede geul is het aftasten met een echolood van een aantal dicht naast elkan der liggende raaien, omdat alleen dan zekerheid verkregen is over de dichtheid van de lodingen in de vaarrichting. Vóór de uitvinding en toepassing van het echolood werden drukbevaren vaargeulen, zo als bevoorbeeld de Bankastraat en Straat Riouw in Indonesië, wel afgedregd door een kabel op zekere diepte te spannen tussen twee gelijkopvarende schepen. Men kon dan, als de kabel nergens bleef steken, zeggen dat er geen opstakels uitstaken boven de ge kozen diepte. Minder nauwkeurig kon hetzelfde gedaan worden door een schip dat als een mijnenveger met paravanen was uitgerust. 483

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 37