midden van de toekomstige plaats van caisson B6. De Deltar werkt echter steeds met
gemiddelde snelheden in het effectieve stroomprofiel, zodat beide snelheden niet ge
heel vergelijkbaar zijn.
Daar de snelheid het horizontale getij— in het sluitgat gedurende het getij verandert,
waarbij de waterstanden het verticale getij mee veranderen, zullen ook de afvoer
en verliescoëfficiënten variëren. Vanwege de onvoldoende informatie die men op dit
punt heeft is in de Deltar voor beide coëfficiënten gedurende de eb- en vloedperiode
een gelijke, constante waarde ingevoerd.
Wanneer later, bij een eventuele nacontrole, de beschikbare gegevens uit de natuur be
studeerd zijn, zal er meer inzicht komen in de variabiliteit.
IJking van de Deltar
Evenals een hydraulisch model moet ook de Deltar aan de hand van natuurmetingen
geijkt worden. Voor het ijken waren de resultaten van een aantal stroommetingen in het
Volkerak ter plaatse van de ontworpen afsluitdam beschikbaar, en bovendien de simul
taan gemeten verticale-getijkrommen van een groot aantal peilschaalstations.
Om de uitkomsten van de Deltar nogmaals te controleren, vooral ten aanzien van de
tijdstippen van de H.W.-kenteringen - waarop immers de caissons zouden worden ge
plaatst werd de getijbeweging in het beschouwde Deltagebied nagebootst voor de
maand april 1968. Hierbij werd onder meer uitgegaan van de werkelijke getijden ter
plaatse van de getijrandvoorwaarden en de dagelijkse Rijn- en Maasafvoeren in de
maand april 1968. In deze maand waren namelijk continue metingen verricht van de
stroomsnelheid en de stroomrichting met behulp van fotografisch registrerende appara
tuur, die was opgesteld in de onmiddellijke omgeving van de toen nog in aanleg zijnde
drempel van het sluitgat. Vergelijkt men de geregistreerde tijden van de hoogwaterken
tering met de uitkomsten die de Deltar voorspelde op basis van de werkelijke rand
voorwaarden en bovenafvoeren, dan zijn de Deltar-uitkomsten redelijk te noemen. Bij
vergelijking van deze Deltar-uitkomsten met de resultaten die de Deltar kreeg op basis
van een uit 115 componenten berekend getij en een over 25 jaar gemiddelde boven-
afvoer voor de maand april, was het verrassend, dat de verschillen in de tijden van
hoogwaterkentering zo gering zijn, terwijl er toch afwijkingen voorkwamen tussen de
geregistreerde getijden te Stavenisse, Hellevoetsluis en Hoek van Holland en de voor
diezelfde punten voorspelde getijden op basis van 115 componenten, zoals hiervoren
is vermeld.
De voorlopige voorspelling voor de Volkerakafsluiting
De getijcomponenten bij de randstations werden als volgt bepaald.
Uit een jaarwaarneming van de waterstanden over 1968 te Stavenisse, Hellevoetsluis en
Hoek van Holland werd een harmonische getijanalyse gemaakt volgens de methode
der kleinste kwadraten. Hiervoor werden 115 componenten beschouwd. Bij eerder uit
gevoerde voorspellingen was gebleken dat men met minder componenten niet toekon,
omdat anders de specifieke vorm van de verticale getijkrommen omstreeks laagwater te
Hoek van Holland en te Hellevoetsluis, en van de hoogwaterkop te Stavenisse bij de
latere samenvoeging der componenten niet geheel tot zijn recht kwam.
470