In de voetafdrukken kiemplanten van zeekraal, in de huidige en langs voormalige krimpscheuren klein schorrenkruid (Cirsium arvensebasterdwederik (Epilobium spp.), brandnetel (Urtica dioica), rode ganze- voet (Chenopodium rubrumvlier (Sambucus nigra) en vele andere bij lagere zoutgehal ten; moerasandijvie (Senecio tubicaulis) uitsluitend daar waar zeer veel stikstofverbin dingen in een reeds goeddeels ontzilte grond vrijkwamen, zoals op de hoogst opgeslibde afstervende Spartinavelden. Zeer spectaculair waren ook de veranderingen in de zoutvegetatie van de schorren. Omdat de kreken de natuurlijke media voor afwatering zijn, droogden na het wegvallen van de getijbeweging eerst de oeverwallen uit, later ook de eraan grenzende gedeelten van de kommen. Via aëratie van de bodem en omzettingen in de aldaar opgeslagen orga nische stof resulteerde deze uitdroging in een rijkelijk beschikbaar komen van voedings stoffen. De op de oeverwallen groeiende soorten als zeemelde, rood zwenkgras en strand- kweek reageerden in 1961 en 1962 dan ook met een krachtige, welige groei, die veel sterker was dan men normaliter op de schorren waarneemt. Bij zeemelde en rood zwenk gras evenwel liep dit proces in zijn extreme vorm uit op afsterving door watergebrek, het eerst onmiddellijk langs de kreekranden. ten dergelijk afstervingsproces, maar op grotere schaal, had ock plaats bij Engels slijk- gras. Deze soort, die veel gevoeliger is voor verdroging, vertoonde langs de kreken mar kante afstervingspatronen en droeg daardoor in niet geringe mate bij tot de levering van gemineraliseerde stikstofverbindingen. Dit afstervingsproces werd dan ook begeleid door massale vestiging van klein schorrenkruid, een van de weinige zoutplanten, die op een hoog stikstofniveau van de grond is aangewezen. Deze beide aan elkaar gekoppelde ver schijnselen van afsterving en vestiging zetten zich in de daaropvolgende jaren - over eenkomstig de voortgang van het uitdrogingsproces van de bodem voort in de richting van de kommen. Evenals in de drooggevallen IJsselmeerpolders is geconstateerd, raakte de voorraad gemineraliseerde stikstof echter spoedig uitgeput. In de voormalige Spartinabegroeiingen moet hij reeds na het eerste jaar van massale vestiging van klein schorrenkruid aanmerke lijk zijn geslonken. De afnemende vitaliteit van klein schorrenkruid in de tweede en volgende generatie illustreerde dit verloop. Hierbij zij evenwel opgemerkt, dat niet alleen 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1967 | | pagina 9