Het gebruik van deze grote convooien heeft zowel voor- als nadelen. Laten wij eerst de
nadelen noemen. Voor het manoeuvreren met een eenheid van dergelijke grootte is,
gezien de optredende stroomsnelheden, een groot aantal sleepboten van aanzienlijk
vermogen nodig. Meer in het algemeen: hoe groter het aantal caissons dat tegelijker
tijd wordt geplaatst, hoe omvangrijker en ingewikkelder het werk. Onder geen enkele
omstandigheid mag het verlies van een convooi van vijf caissons worden geriskeerd,
zodat de planning en de organisatie volkomen waterdicht moeten zijn. Het op de juiste
plaats in het sluitgat brengen van een eenheid van 165 m lengte, die bovendien
niet volkomen star is, vereist vrij veel tijd, terwijl de beschikbare periode, dus de
tijd waarin de stroomsnelheden tijdens de stroomkentering klein genoeg zijn, met het
vorderen van de blokkering van het sluitgat steeds kleiner wordt. De omstandigheden
in het sluitgat veranderen naarmate de blokkering verder voortgang vindt. Bij gebruik
van zulke grote eenheden vinden deze veranderingen sprongsgewijze plaats, in plaats
van geleidelijk zoals bij toepassing van kleinere eenheden. De kans op onaangename
verrassingen is dus groter.
Echter: bij de procedure van een blokkering is het eigenlijke afzinken van de caissons
ongetwijfeld de werkzaamheid die de meeste risico's in zich bergt. Bij het afzinken van
vijf caissons tegelijk is het aantal keren dat caissons moeten worden geplaatst 7, tegen
over 21 keer wanneer zo vaak mogelijk één caisson tegelijk zou worden geplaatst. Als
iet aantal dagen waarop caissons moeten worden geplaatst geringer is, wordt ook het
isico kleiner dat naar ongeschikte dagen moet worden uitgeweken ten gevolge van
'egenslag of slecht weer. Wordt er minder dikwijls afgezonken, dan behoeven de overige
werkzaamheden aan de caissons, zoals het vullen van de naden tussen de caissons en het
maken van aanstortingen tegen onderloopsheid, niet zo vaak te worden onderbroken.
Een definitieve keuze van het te volgen programma is nog niet gemaakt.
De volgorde van plaatsing van de caissons in het sluitgat
Zoals in nr. 37 van deze Berichten is medegedeeld zijn de plaats en de afmetingen van
het sluitgat zo gekozen, dat de beide stromingen, die afkomstig zijn uit het Nieuwe
^obbengat en het Vaarwater naar Oostmahorn, zich zo gunstig mogelijk over het sluitgat
cunnen verdelen.
n het model in het Waterloopkundig Laboratorium te De Voorst is onderzocht in hoe
verre de verdeling van de stromingen over het sluitgat van invloed is op de volgorde
vaarin de caissons het beste kunnen worden geplaatst. Uit deze proeven bleek dat er
geen voorkeur bestaat voor enig punt in het sluitgat waar de blokkering moet worden
aangevangen, maar om in het laatst van de sluitingsperiode een zo regelmatig mogelijk
stroombeeld te verkrijgen moet de laatst te sluiten opening iets ten oosten van het midden
van het sluitgat liggen, en bij voorkeur niet kleiner zijn dan de lengte van drie caissons.
Het bleek namelijk dat de stroomsnelheid tegen het einde van de sluitingsperiode in het
dan nog overblijvende gat groter was dan de gemiddelde snelheid door de reeds ge
plaatste caissons. In een opening ter grootte van één of twee caissons, dus met een
breedte van 35 resp. 70 m, zouden de stroomsnelheden tot 4,5 a 5,5 m/sec. oplopen. Bij
zo hoge stroomsnelheden treden bij de koppen van de geplaatste caissons zulke krachtige
stroomwervels op, dat de steenlaag op de drempel van het sluitgat ernstige schade kan
oplopen. Is de breedte van de laatste opening ongeveer 100 m, dus gelijk aan de lengte
van drie caissons, dan zal volgens modelproeven de stroomsnelheid maximaal 3,5 m/sec
bedragen, hetgeen aanvaardbaar is.
43