teeds toenemende grootte waaruit zo'n stortebed dan bestaat, zeer nauwkeurig bouwen. '\ls onderlaag gebruikt men meestal een krammat; een betere scheiding van het bodem- nateriaal wordt echter verkregen door een filterdoek, waarvan onder meer gebruik /erd gemaakt aan weerszijden van de uitwateringssluizen in het Haringvliet. Een be- chrijving hiervan vindt men in nr. 24 (mei 1963) van deze Berichten. n de meeste gevallen echter zal de bodemverdediging in den natte moeten worden aan- ebracht. De meest gevolgde werkwijze is dan dat men het beschermende filter in zijn eheel op een zate vervaardigt, en daarna drijvend afvoert naar de plaats van bestem- ning, waar men het met ballast op de bodem brengt en houdt. Zo'n filter werd vroeger rijwel steeds en wordt thans nog wel opgebouwd in de vorm van een klassiek rijshouten inkstuk. De boven- en onderlaag van dit stuk worden gevormd door een roosterwerk van wiepen, dat zijn ineengedraaide lange strengen van rijshout. Tussen die twee roos ters ligt een losgevoegd rijshoutpakket, dat het eigenlijke filter vormt, en het bodem materiaal moet isoleren van de overtrekkende stroom. Uit laboratoriumproeven, maar ook uit de praktijk, is gebleken dat dit filterpakket in veel gevallen onvoldoende zand- dicht is. Het bodemzand, dat tussen de wiepen van het onderroosterwerk ruimte vindt om op te warrelen, dringt soms door de gehele rijshoutlaag heen. Om daar verbetering in te brengen kan men het stuk met meer steen dan gebruikelijk afstorten, of bijvoorbeeld door middel van een rietlaag tussen het rijshout de uitspoeling van het bodemmateriaal trachten te verhinderen. Toepassing van een zeer dikke steenlaag maakt de bodemver dediging duur, terwijl riet nog geen afdoende uitwerking bleek te hebben. Toch ging men voort de oplossing te zoeken in verdikking van de rietlaag, of in toepassing van riet in andere vorm, bijvoorbeeld van geperste rietplaten. De ontwikkeling in deze richting werd een tijd lang begunstigd doordat algemeen voor de komende jaren schaarste aan rijs hout werd verwacht, terwijl riet overvloedig voorradig zou zijn. Kunststofstukken Het waren in de eerste plaats de kunststoffen die het speurwerk een andere richting deden nemen, omdat vrij plotseling een rijkdom aan materialen ter beschikking kwam met begeerlijke eigenschappen: grote mechanische sterkte, soepelheid en ongevoelig heid voor rotting; de mogelijkheden voor prefabricage namen toe. De eerste proefnemingen werden gedaan met een enkele gesloten folie die in één richting verstijfd werd met ingekleefde gasbuizen, bij wijze van baleinen. De eis van waterdoorlatendheid werd hierbij veronachtzaamd. Na het uitleggen op de bodem werd de folie met stenen verzwaard. Noch deze enkelvoudige folies, noch dubbele folielagen, die er door hun met zand gevulde compartimenten uitzagen als gewatteerde dekens, voldeden aan de verwachtingen. De eerste kunststofstukken die in de praktijk werden toegepast waren een nyloncellenmat, beschreven in nr. 15 (februari 1961), en een opge rold stuk folie, voor de beschrijving waarvan wordt verwezen naar nr. 8 (mei 1959) van het Driemaandelijks Bericht. Het folierolstuk verloor zijn geslotenheid doordat het ten behoeve van de bevestiging der wiepen werd doorboord, en zo, zonder geheel tot een filter te worden, toch een gedeeltelijke waterdoorlatendheid verkreeg. Aanvankelijk bracht men zo'n rolstuk op zijn plaats door het drijvend op het water uit te rollen, het dan te doen zinken met behulp van de stroom, en er vervolgens steen op te storten. Later werd dit procédé aanzienlijk verbeterd door invoering van een haspel die, op een bak geplaatst, de folie gelijkmatig van zich liet afwikkelen. Tegelijkertijd bestortte men het stuk, eerst met een laag grind, om het stuk aan de grond te hou- 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1967 | | pagina 31