De bepaling van de grootte van wateroverdrukken onder een gesloten
asfaltmastiekmat
In het vorige nummer van het Driemaandelijks Bericht werd de vormgeving besproken
van de bodembescherming in het zuidelijke sluitgat van het Brouwershavensche Gat.
Men kan daar lezen dat deze bescherming voor een gedeelte zal bestaan uit een asfalt
mastiekmat, die ondoorlatend is voor water.
Onder een dergelijke dichte verdediging kunnen wateroverdrukken optreden welke de
mat gedeeltelijk of in zijn geheel oplichten, waardoor in het asfalt scheuren zouden
ontstaan. Ter plaatse van zo'n scheur wordt de zandbodem dan niet meer beschermd;
het zand wordt door de overtrekkende stroom meegezogen, de randen van de mat gaan
verzakken en de scheur verbreedt zich. Aldus kan een desastreuze ontwikkeling worden
ingeleid. Het is daarom zaak de dikte van de asfaltmat zodanig te kiezen dat zijn
gewicht onder water gelijk is aan of groter dan de opwaartse waterdruk, zodat voor
komen wordt dat de mat wordt opgelicht.
Ter bepaling van de grootte van de overdrukken is een modelonderzoek verricht, dat
twee gedeelten omvatte: een hydraulisch onderzoek in het Waterloopkundig Laborato
rium, waarbij de waterdrukken vlak boven de bodembescherming werden bepaald, en
een onderzoek met behulp van een elektrisch analogiemodel voor de grondwaterbewe
ging, waarbij de waterdrukken onder de bescherming werden gemeten.
In dit artikel worden deze onderzoeken nader toegelicht; de resultaten ervan worden
mede betrokken op het ontwerp van de bodembescherming in het Brouwershavensche
Gat.
Hydraulisch onderzoek
Tijdens de opbouw van een sluitkade in een sluitgat veranderen de hydraulische om
standigheden ter plaatse voortdurend. Als voorbeeld nemen wij de afsluiting van een
zeearm als het Brouwershavensche Gat, waardoor een kombergingsgebied wordt afge
sloten. Het achterliggende bekken wordt elke getijcyclus gevuld en geledigd door de
geulen, die door het afsluittracé lopen. De vul- en ledigingsstroom passeert het tracé
van de afsluiting dus tweemaal per dag. Door het omhoogwerken van een sluitkade
neemt de hoeveelheid water die het bekken in- en uitstroomt af; eerst heel langzaam,
daarna, als het doorstroomprofiel tot 20% d 10% van zijn oorspronkelijke oppervlak is
verminderd, in steeds sterkere mate. Het verschil in waterstand aan weerszijden van de
534