4-3.
DOORSNEDE I
ken van het onderhavige ontwerp voor het onderwaterbeloop aanvankelijk gedacht aan
kraagstukken met een steenbestorting die in de zone van de grootste golfaanval vast
gelegd zou worden door penetratie met gietasfalt. Voor het bovenwaterbeloop, dat
voorlopig slechts tot een hoogte van N.A.P. 6 m reikt, was een bekleding gekozen van
met gietasfalt gepenetreerde stortsteen. Bij nader onderzoek van deze constructies met
een elektrisch analogon bleken de overdrukken onder de bekledingen tot vrij hoge
waarden te kunnen oplopen. Vooral het gepenetreerde onderwaterbeloop had een zeer
ongunstige invloed op de overdrukken, ook ter plaatse van het bovenwaterbeloop. De
bodembescherming zou dus een grote dikte moeten krijgen, en daardoor nogal duur
worden. Een tweede nadeel bleek hierin gelegen dat een poreus zinkstuk met daarop een
dikke laag gepenetreerde stortsteen onder invloed van de golven aanleiding kan geven
tot grote drukverschillen onder en boven de dichte laag. Op grond van deze bezwaren
werd besloten om te trachten voor het onderwaterbeloop een open constructie te vinden.
De keus viel op een filteropbouw, met als onderlaag een kraagstuk bestaande uit een
laag riet, een laag rijshout en een onderlaag van polypropeen-weefsel. Daarop werden
twee steenlagen aangebracht. Een bovenlaag van 1,20 m dik, bestaande uit stenen met
een stukgewicht van 300-1000 kg, was voldoende om de stabiliteit bij de eerder ge
noemde golfaanval te verzekeren. De onderste steenlaag, ter dikte van 50 cm, werd
samengesteld uit stortsteen 10-80 kg.
Van het kraagstuk dienden de riet- en rijslaag hoofdzakelijk om het filterdoek te be
schermen tegen beschadiging tijdens het aanbrengen van de steenlagen, en later tegen
de inwerking van de golven. De samenstelling van het kraagstuk verschilde van de
normale uitvoering, daar het onderroosterwerk werd weggelaten. Om toch het nodige
onderlinge verband te verkrijgen, werd aan weerszijden van het filterdoek op afstanden
van 90 cm een azobé-lat met een doorsnede van 5 X 0,5 cm aangebracht, waaraan
sjorringtouwen konden worden vastgemaakt ter latere bevestiging aan de kruispunten
van het bovenroosterwerk.
Het gehele samenstel van filterdoek, verstevigd met een opgestikte rietmat, azobé-
latten en sjorringtouwen, werd in de fabriek klaargemaakt en op het werk aangevoerd
in rollen van 4 m breed. Deze rollen werden van boven naar beneden over het beloop
afgerold.
526