Opbouw van het filter voor de stortebedden van de uitwateringssluizen in het Haringvliet, najaar 1964 Bij een gegradeerde bestorting kan het bovenste deel van de opbouw op deze stroom- aanval worden berekend. Waar, zoals bij de kap van een sluitgatdrempel voor cais sons, sprake kan zijn van onderloopsheid, is een bestorting beter geschikt dan een rijshouten zinkstuk. De asfaltmastiekmat is bij de geleidelijke sluiting van de Grevelingen bestand gebleken tegen de stroomaanval bij een maximale gemiddelde snelheid van 2,5 m/sec. Kleine openingen in de mat bleken daarbij niet hinderlijk te zijn. Er is geen reden om aan te nemen dat een asfaltmastiekmat zonder openingen en naden niet tegen stroomsnel- heden van 5 m/sec bestand zou zijn. Bij die snelheid kan de overdruk onder een ge sloten verdediging echter zo groot worden dat een asfaltmastiekmat van voldoende dikte om de opwaartse druk te weerstaan, dan te duur wordt. Benedenstrooms van een drempel bevindt zich, aan het eind van de bodemneer, in het algemeen een gebied met sterk verhoogde turbulentie. Bij dijkkoppen zullen turbu lenties voorkomen met een verticale as. Bodembeschermingen in gebieden met veel turbulentie zullen vooral een gesloten geheel moeten vormen. Dit houdt voor zink- stukken in dat de bestorting over het zinkveld regelmatig moet zijn, en dat met name de overlappingen van een goede afstorting met voldoende zware stortsteen moeten worden voorzien. Bij een filter zal de bovenste laag geheel en al moeten bestaan uit stenen van een voldoende grootte, anders wordt de constructie aangetast. Een gesloten asfaltmastiekmat moet bij turbulentie bestand zijn tegen de drukschommelingen die worden opgeroepen door wervelstraten. In het algemeen zal slechts uit laboratorium onderzoek kunnen blijken welke dikte de mat in een bepaald geval moet hebben. In geen geval mogen er naden tussen de gelegde banen voorkomen. De onvermijdelijke ontgrondingen benedenstrooms van een bodembescherming zullen na een gladde asfaltmastiekmat dieper worden en steiler beginnen dan na welke andere van de drie bodemverdedigingen ook. De asfaltmastiekmat moet dan ook ongeschikt worden genoemd voor de beëindiging van een bodemverdediging, totdat middelen zijn gevonden deze mat aan het einde hydraulisch ruw te maken. De commissie beveelt een onderzoek in die richting aan. Een asfaltmastiekmat kan een ontgronding aan de rand goed volgen, mits het talud ervan niet te steil is. 515

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1967 | | pagina 13