in ontgronding tussen de situatie met gedraaide en verschoven as en uitgebouwde kop van het damvak op de Middelplaat en de bestaande situatie met de as volgens het tracé van de dam is in een figuur afgebeeld. Daaruit blijkt, dat de ontgrondingen in beide gevallen praktisch even groot zullen zijn. Een volgende figuur geeft een overzicht van de gekozen oplossing. Uitvoering In het jaar 1967 zal in de zuidelijke geul begonnen worden met de aanpassing van de kop van het damvak op de Middelplaat en met het aanbrengen van de oeverbescher ming van klassieke zinkstukken aan de Schouwense oever en aan de zijde van de Middel plaat. De onderbreking van de bezinking op de plaats van de toekomstige drempel wordt opgevuld met een 1 m dikke laag mijnsteen of grind. Deze materialen zijn voldoende stroombestendig en zanddicht om gedurende de jaren die voorafgaan aan de sluiting te fungeren als bescherming van de geulbodem. Tussen de begrenzingen van het in 1967 uitgevoerde werk wordt dan in de jaren 1968—1971 de bodembescherming voltooid. Op de plaats van de drempel wordt daartoe op de bodem eveneens een laag mijnsteen of grind van 1 m dikte aangebracht. De vorm en het type van het laatste deel van de bodemverdediging zal nader vastgesteld worden. In 1970 komt het sluitgat gereed door de opbouw van de drempel uit mijnsteen of grind, afgedekt met stortsteen. 477

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1967 | | pagina 31