Landschapsplan voor het gebied Altena-West
in de Oostwaard
komen van de nodige aanpassingen in de provincie Noord-Brabant volgens aanvaardbare
plannen.
De plicht tot het tot stand brengen van de nodige aanpassingen van waterstaatswerken
berust krachtens artikel 3, lid 2, van de Deltawet bij de beheerders. In verband hiermede
kwam op het bestuur van het waterschap 'De Brabantsche Biesbosch' een zware taak te
rusten. Het waterschapsbestuur heeft, begeleid door de bovengenoemde werkgroep, deze
taak met voortvarendheid aangepakt, met de Koninklijke Nederlandsche Heidemaat
schappij en het Ingenieurs- en Architectenbureau v/h J. van Hasselt en De Koning als
technische adviseurs.
In het navolgende zullen nadere bijzonderheden worden medegedeeld over de sinds 1962
ontwikkelde aanpassingsplannen, waarvan de uitvoering inmiddels ter hand is genomen.
De belangrijkste waterloopkundige gevolgen van het Deltaplan, die er de oorzaak van
zijn dat in de Biesbosch aanpassingen moeten worden uitgevoerd, zijn een verhoging van
de gemiddelde waterstand en een verkleining van het getij-verschil, zodat de hoogwater
standen lager en de laagwaterstanden hoger zullen worden dan thans het geval is.
Daarnaast zullen ook de extreem hoge waterstanden lager worden, waardoor de veiligheid
van de Biesboschpolders tegen overstromingen zal toenemen.
De landbouwpolders in de Biesbosch worden door deze veranderingen als volgt be
ïnvloed. Door het hoger worden van de laagwaterstanden zal de mogelijkheid tot natuur
lijke lozing vervallen en moet in middelen voor kunstmatige waterlozing worden voorzien.
De verhoging van de gemiddelde waterstanden zal een vergroting van de kwel naar de
polders tengevolge hebben. Als gevolg van de bodemopbouw, waarbij een dikker of
dunner dek van klei- of zavelgrond rust op meer doorlatende zandlagen, zijn de Biesbosch
polders voor dit verschijnsel gevoelig. In verband met de grotere kwel kunnen bepaalde
voorzieningen nodig zijn om een goede exploitatie van de gronden als bouwland mogelijk
te maken, terwijl de bemalingskosten zullen toenemen.
De verhoging van de gemiddelde waterstanden zal tevens van invloed zijn op de kaden
in die zin, dat de grondwaterstand in de kaden hoger komt te liggen, waardoor op enkele
trajecten afschuivingen van het binnentalud zouden kunnen gaan optreden. Bovendien
kunnen de verhoogde gemiddelde buitenwaterstanden, die gedurende langere perioden
min of meer constant zullen zijn, aantasting van het buitentalud van de kaden veroor
zaken. Een verdediging van het buitentalud en een aanpassing van het profiel van de
kaden op de desbetreffende trajecten kan nodig zijn.
178