Uitwendig aanzicht van de filterglooiing. De lagen grind en stortsteen worden doorgetrokken treedt. Bij de gegeven constructie, die niet bestand is tegen ontgrondingen nabij de teen, is de onderkant veiligheidshalve nog iets lager gekozen en wel op N.A.P. - 2,50 m. De filterglooiing werd als volgt samengesteld: le laag 0,15 m grindzand 0,5—5 mm. 2e laag 0,35 m grind 3-8 cm. 3e laag maassteen 5-40 kg waarvan 400 kg per m2 werd verwerkt. Uit berekeningen van de golfhoogte voor de havenmond en modelproeven in het Water loopkundig Laboratorium te De Voorst is gebleken dat bij windkracht 7 uit O.N.O. richting in de haven plaatselijk golfhoogten kunnen voorkomen van 0,80 m. Volgens de formule van Iribarren en Van Beaudeyin zijn onder deze omstandigheden bij een taludhelling van 1 3 steengewichten van ongeveer 20 kg nodig voor de vorming van een stabiele bekleding. De voor de bovenste laag gekozen steen met stukken van 5 tot 40 kg die bovendien nog wordt gevleid, voldoet aan genoemde eisen en zal ook bestand zijn tegen de door de scheepvaart veroorzaakte golven. Aan de buitenzijde van de havendam kan de golfaanval belangrijk zwaarder zijn dan aan de binnenzijde. Van N.A.P. - 4,00 tot N.A.P. 1,50 m is de havendam uitgebouwd met behulp van mijnsteenkaden. Beneden de LW.-lijn kunnen aan de afwerking van het beloop geen al te grote eisen van nauwkeurigheid worden gesteld. De afdekking daar wordt dan ook gemaakt met een kraagstuk. Boven de L.W.-lijn ligt een filterglooiing, op gebouwd uit een laag grind 5-20 cm ter dikte van 0,30 m en een laag zware stortsteen, waarvan 800 kg per m2 werd verwerkt. Boven de mijnsteenkade werd het zand afgedekt met een laag mijnsteen, waarover de lagen grind en stortsteen werden doorgetrokken. 470

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 28