en vergemakkelijkt de afvoer van het gesneden gewas. Zodra de ingrijpende wijziging in de beweging van het water werkelijkheid is geworden, zal het hoogwater nog slechts bij uitzondering de biezen bereiken. Hier moet de teler zijn werk dan ook beëindigen. Zal er ander geschikt terrein zijn om het oude biezenbedrijf voort te zetten? Het ziet er naar uit, dat hij zijn biezen daar zal moeten telen waar het slik niet droog valt: in ondiep water dus, dat, zoals in de IJsseldelta achter het Kampereiland, steeds de groeiplaats van de biezen is geweest. Hoe de kwaliteit van de bies onder deze omstandigheden zal uitvallen, moet de tijd leren. Soberder eisen dan die van de biezenteler zijn nauwelijks denkbaar. Des te opmerkelijker is de betekenis van de regelmatig nog in waarde stijgende uitvoer van biezen. In 1963 werd niet minder dan 387 000 kg biezen ter waarde van ƒ818 000 naar België, Engeland en Duitsland uitgevoerd. Van drie groepen van telers oefent de griendteler zijn bedrijf op de hoogstgelegen terreinen uit. Dit neemt niet weg, dat hij in de meeste gevallen kostbare maatregelen heeft moeten treffen om de drooglegging van zijn grienden te bevorderen. Een weldoordacht stelsel van kaden, overlaten en duikers kenmerkt de 'gesloten grienden'. Normale vloeden worden gekeerd. Hoge vloeden vullen via overlaten de griend. Stormvloeden kan de griendteler helaas evenmin buiten zijn complexen houden. Vooral in de oogsttijd kunnen deze ernstige schade aanrichten. Greppels, leigreppels, sloten en kreken zorgen voor een snelle afvoer door de duikers, die het water slechts in één richting doorlaten. De griendtelers in het zuidwesten van ons land hebben een ruime ervaring opgedaan met dijkdoorbraken, ondermijning van de oevers en het wegspoelen van duikers, met het gebruik van zink- en kraagstukjes en met de toepassing van beslagwerk en dam metjes. Is het wonder, dat het griendbedrijf de leerschool van onze rijswerkers werd ge noemd? En als tegen de winter de buitenwerken stil kwamen te liggen, keerden vele rijs werkers als griendhakker terug om na de hak weer uit te zwermen. Ook voor de griendteler zijn de wijzigingen die zich over enkele jaren in het Deltagebied zullen voltrekken, van ingrijpende aard. Na de sluiting van het Haringvliet zal het griend- hout het op zijn oude standplaats nog wel doen. Andere hinderlijker onkruiden zullen dan echter de kop opsteken en de ondernemer zal zich dan ook nog hardnekkiger dan tevoren op de bestrijding ervan moeten werpen. De vette modder, die tot verhoging van de vrucht baarheid regelmatig op de akkertjes tussen de talkrijke greppels werd gespreid, zal gaan ontbreken. En wat de afvoer van de oogst betreft ziet de grindteler zich voor een lastig vraagstuk gesteld. Sloten en kreken zullen niet genoeg met water zijn gevuld om het vervoer te water te kunnen voortzetten. Er zullen rijpaden moeten komen om het bedrijf opnieuw te ontsluiten. Verplaatsing van de grienden is een andere, aantrekkelijkere op lossing van het vraagstuk; voor rietgorzen en biesplaten is deze verplaatsing zelfs de enige weg. Voor de grienden geldt, dat men het ene zal moeten doen en het andere niet nalaten. De oppervlakte griendhout daalt immers voortdurend, nu eens door de ene, dan weer door de andere oorzaak. De behoefte aan rijsmaterialen wisselt met de dag. Onlangs nog heeft de heer P. A. van Noordenne te Zeist, een bekende figuur uit teelt en handel, een vermanende vinger opgestoken, na berekend te hebben dat na inpoldering van de Biesbosch van de 2249 ha buitendijkse hakgriend, die in 1953 was geregistreerd, slechts ongeveer 1000 ha zou overschieten. In perioden van een geringe vraag is men geneigd de betekenis van de griendteelt wat uit het oog te verliezen en een verdere achteruitgang in de met griendhout beteelde oppervlakte zonder meer te vaanvaarden. Toen in 1953 een stormvloed ons land teisterde, verkeerden binnen- en buitendijkse griendcultuur in veel beter omstandigheden dan thans. En reeds toen werd een tekort aan het ware rijshout uit de grienden sterk gevoeld. Waak- 451

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 9