type belangrijk flauwer dan bij de andere, zodat de kans op stabiliteitsverlies veel geringer is. Een derde voordeel is nog dat de bodem van de ontgrondingskuil bij dit type vrij vlak is. Wordt het horizontale stortebed op een iets grotere of geringere diepte aangelegd dan wordt in het ene geval de aanzethelling steiler en in het andere geval neemt de ont gronding belangrijk toe. Ook flauw hellende stortebedden geven een minder gunstige oplossing. De aanzethelling blijkt ook dan weer steiler te worden. Maakt men de ver dediging langer dan nemen de diepte van de ontgronding en de aanzethelling af. Het effect van de verlenging van het stortebed op deze factoren wordt echter steeds minder. Bij verlenging tot meer dan 180 m worden nog maar geringe verbeteringen bereikt. Een ander punt van onderzoek vormde de invloed van de ruwheid van het stortebed op de ontgronding. Gebleken is dat de ruwheid van het direct achter de sluis gelegen deel van het stortebed bijzonder weinig invloed heeft op de ontgronding; de ruwheid van het laatste deel van het stortebed daarentegen oefent wèl een belangrijke invloed uit op de ontgronding. De vormgeving van de eindconstructie Mocht door de vorm van de ontgrondingskuil plaatselijk evenwichtsverlies van de eind- constructie optreden dan zal hierdoor het stromingsbeeld ongunstig worden beïnvloed. Wellicht ontstaan dan plaatselijk steile hellingen waardoor voor verder terugschrijdende erosie moet worden gevreesd. Het is dus van groot belang dat de eindconstructie niet wordt aangetast. Dit zou mis schien kunnen worden bereikt door het eind van het stortebed nog van een kort hellend stuk te voorzien. In het model zijn bij een verdedigde lengte van 150 m enkele proeven genomen met een eindconstructie onder een helling van 1 6, 1 4 en 1 2,5. In de eerste twee gevallen ontstond aan het eind van het hellende stuk een vrij steil talud. In het laatste geval sloot de ontgrondingskuil juist tegen de verdedigde helling aan. Bij een stortebedlengte van 180 m komt de verdedigde helling zelfs voor een groot deel onder het bodemmateriaal te liggen. Zoals reeds werd opgemerkt is de ruwheid van het laatste deel van het horizontale 459

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 17