zaamheid blijft daarom geboden. Het duurt geruime tijd aleer nieuw aangelegde grienden hun volle wasdom hebben bereikt. Het staat trouwens nog geenszins vast, waar deze zouden moeten komen en wie er geld in zou willen steken. Voor de verstrekte premie op het onderhoud is de teler de Overheid weliswaar zeer erkentelijk, maar een aantrekke lijke teelt is de griendcultuur om verschillende redenen toch beslist niet. In ons land komen verschillende soorten hakhout voor. Daartoe behoort onder meer het griendhout of wilgenhakhout. Griendhout is een teelt van de zwaardere gronden en voor de instandhouding van grienden is regelmatig en zorgvuldig onderhoud vereist. Onder invloed van de buitendijkse omstandigheden wordt als regel een vierjarig gewas geoogst, waarbij een waarlijk grote hoeveelheid hout wordt verkregen. Dank zij een tegemoet koming van Overheidswege in de onkosten verkeert een aantal grienden gelukkig in zodanige staat, dat de teler zich zal kunnen veroorloven hiervan een enkele keer driejarig i.p.v. vierjarig hout af te hakken, indien de vraag naar rijshout dit nodig zou maken. De aanleg van een griend is kostbaar. Hetzelfde geldt voor de omzetting van een oude griend in gras- of bouwland. Er gaan verscheidene jaren overheen, voordat jonge hakgrienden een maximale opbrengst aan hout kunnen leveren. Griendhout wordt dan ook voor jaren geplant en bij kundig beheer kunnen grienden tientallen jaren stand houden. Grienden doen het meest aan een akkerbouwgewas denken, maar in enkele opzichten draagt deze teelt toch ook het karakter van bosbouw. In de loop der jaren is de hakgriendcultuur steeds eenzijdiger geworden. Het gaat thans voornamelijk nog om de aflevering van rijs hout, palen en latten. Zolang niet voldoende zekerheid bestaat dat rijsmaterialen ge- 452

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 10