volgen, hoe deze geul langzamerhand is verruimd, waarbij het diepste punt vrijwel steeds op dezelfde plaats bleef. De ontwikkeling ging als het ware schokgewijs, nu eens werd geconstateerd dat de diepste plaats een meter was verdiept, dan weer bleken de uitschuringen het grootste te zijn op enige afstand ter weerszijden daarvan, waarbij het diepste punt constant bleef. Door de voorgaande erosie werd de toestand langs het werkeiland zo, dat uitbrei ding van de bezinking over 240 m langs de voet noodzakelijk werd. De grootste stroomsnelheden waren hier bij eb ongeveer 0,70 m/sec. en bij vloed 1,20 m/sec.; iets groter dan volgens de voorspellingen van het waterloopkundig laboratorium. Ongeveer eind 1962 leek een zekere evenwichtstoestand bereikt te zijn. De stroom die door het werkeiland werd geblokkeerd trok nu langs de westzijde daarvan. Stroomsnelheden bij eb en bij vloed ter plaatse van het te bouwen werkeiland 50 GEMETEN STROOM- SNELHEID IN CM/SEC. B'J CM/SEC. B'J VLOED MODELONDERZOEK 430

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 44