Ontwikkoling van de noordelijke geulen in de
omgeving van het sluitgat van de Grevelingendam
met gemiddeld 15 procent. Behalve een aanzienlijke versmalling van de geul liep de
maximum-diepte in raai 1, beschouwd over de gehele periode van 1960-1963, terug van
12,5 m tot 9 m, in raai 2 van 17,5 m tot 11 m en in raai 3 van 19 m tot 12 m. Alle
cijfers zijn t.o.v. N.A.P.
De maximum-diepte van de noordelijke geul ter plaatse van het damtracé werd in juli
september 1962 door het maken van de drempel teruggebracht van 14 m tot 9,5 m. Op
200 m oostelijk hiervan bleef de geulbreedte constant en liep de maximum diepte slechts
terug van 14 m tot 12,5 m.
In het gebied westelijk van het tracé, de overgebleven tak van de Bocht van St. Jacob,
waren de veranderingen in de ligging en in het gemiddelde profieloppervlak opvallend
gering.
De vroegere eigenlijke verbindingsgeul van de Bocht van St. Jacob langs de oostelijke
344