A. De werken van het Deltaplan
De aanpassing van het bed van de benedenrivieren aan de toekomstige
waterloopkundige situatie
Het splitsingspunt bij Dordrecht
Wanneer in 1968 de Haringvlietsluizen gereed zullen zijn en hun taak ten dienste van een
zo gunstig mogelijke verdeling van het opperwater der grote rivieren gaan vervullen, zal
dit regelend ingrijpen in een groot gebied van de Delta vanzelfsprekend invloed hebben,
zowel op de waterstanden als op de stromen.
In een vorige aflevering van dit Bericht (nr. 22) is gesproken over de gevolgen die veran
deringen van de waterstanden zullen hebben op de waterstaatkundige relaties tussen het
bestaande land en de benedenrivieren. In sterkere mate dan de waterstanden zijn evenwel
de stroomsnelheden en stroomrichtingen gevoelig voor veranderingen in het regiem der
rivieren.
Doordat de getijbeweging op het Haringvliet, het Hollandsch Diep en de Merweden door
de uitvoering van de Deltawerken geheel buitengesloten wordt, zal het karakter van deze
rivieren een sterke verandering ondergaan. Zij zullen door het ontbreken van vloedstroom
gelijkenis gaan vertonen met de bovenrivieren, terwijl de stroomsnelheden in het algemeen
zullen verminderen. De gemiddelde waterstand in deze rivieren zal hoger worden en het
getijverschil zal afnemen.
In de Rotterdamse Waterweg en de Nieuwe Maas, die in open verbinding met zee blijven
staan, zullen noch de gemiddelde waterstand noch het getijverschil merkbaar worden be
ïnvloed. De getijstromen in de Rotterdamse Waterweg zullen daarentegen duidelijk kleiner
worden. Het gaat echter buiten het bestek van dit artikel hier nader op in te gaan.
Doordat de waterstanden op het Haringvliet en aansluitende wateren zullen veranderen,
de waterstanden op de Rotterdamse Waterweg daarentegen vrijwel niet, zullen de meest
ingrijpende gevolgen zich voordoen in de rivieren die de dwarsverbindingen vormen tussen
het Haringvliet en de Rotterdamse Waterweg. Deze rivieren zullen namelijk in perioden
met kleine rivierafvoeren veel water in de richting van de Waterweg moeten doorlaten
om het uit zee binnendringende zout te bestrijden.
Vooral ten aanzien van de Noord, de voornaamste verbindingsschakel van het systeem,
rijst in dit verband een aantal problemen.
De gemiddelde afvoer van de Noord bedraagt bij de bestaande natuurlijke verdeling van
het opperwater ca. 260 m3/sec. Na de uitvoering van de Deltawerken, met open Oude
Maas, zal deze hoeveelheid oplopen tot ca. 320 m3/sec. Het spreekt welhaast vanzelf dat
227