D. De werken tot indijking van de Lauwerszee Het dwarsprofiel van de afsluitdam in de Lauwerszee Reeds Andries Vierlingh stelde in zijn 'Tractaat van Dijckagie (1578)': 'de meeste salichheijt hanght aen de hoochte van eenen dijck'. Vierlingh wilde daarmee zeggen dat hoe hoger de dijk is, des te groter de zekerheid dat hij hevige stormvloeden kan doorstaan. Hiermee is echter het vraagstuk van de uiteinde lijke hoogte van een dijk, in dit geval de afsluitdam in de Lauwerszee, nog niet opgelost. In de laatste jaren gatJt men bij het ontwerpen van dijken ervan uit dat bij het optreden van een bepaalde, maatgevende waterstand niet meer dan één op de vijftig golven over de dijk zal slaan. Als maatgevende waterstand geldt het ontwerppeil, zoals dit voor elke plaats aan de kust door de Deltacommissie werd vastgesteld. Voor de Lauwerszee is dit peil N.A.P. 5,45 m. De eis van ten hoogste 2% golfoverslag is in zekere zin willekeurig en min of meer geba seerd op de ervaring dat een normale dijk met een goede grasmat bedekt, deze overslag zonder meer kan doorstaan. Zou men de bekleding van de dijk een grotere erosiebestendigheid geven met name ook aan de binnenzijde, dan zou een grotere golfoverslag kunnen worden toegelaten zonder dat de veiligheid van de gehele constructie hierdoor kleiner zou worden. Zelfs zou men zich kunnen voorstellen dat een dijk een zo laag gelegen kruin heeft dat bij de hoogste te verwachten waterstand overloop optreedt, dus niet alleen overslag ten ge volge van de golven, maar een voortdurende overstroming met water zoals bij stuwdam men in rivieren. Ook dan kan de veiligheid door een geschikte constructie even groot gemaakt worden als bij een normaal dijkprofiel. Het spreekt vanzelf dat het toelaten van overslag en/of overloop alleen aanvaardbaar is wanneer het achter de dijk gelegen gebied geen schade van het binnendringende zeewater ondervindt. Dit zou b.v. het geval kunnen zijn wanneer achter de dijk een meer ligt dat als gevolg van een zeer grote berging weinig gevoelig is voor verzilting en dat omgeven is door voldoende sterke dijken in tweede linie. Door de lagere kruinhoogte bij een 'overslagdijk' kan op de kosten van het grondwerk worden bezuinigd. Hier staat tegenover dat de bekleding van een zwaardere en dus duur dere uitvoering moet zijn dan bij een normale dijk, terwijl bijzondere maatregelen aan de hiel van de dijk noodzakelijk zijn. 256

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 34