De stortebedden van de spuisluis in het Haringvliet Om te voorkomen dat ontoelaatbare ontgrondingen aan de zee- en rivierzijde van de spui sluis in het Haringvliet de stabiliteit van het kunstwerk in gevaar brengen, is het noodzake lijk de bodem vóór de spui-openingen van een verdediging te voorzien. Deze verdediging, het z.g. stortebed, dient zodanig te worden uitgevoerd, dat het stabiel is en dat er een goede aansluiting met het sluislichaam tot stand wordt gebracht. Het dient een zodanige lengte en constructie te hebben, dat erosie van de aainsluitende zandbodem beneden be paalde toelaatbare grenzen blijft. Om een verdediging te ontwerpen die aan deze criteria voldoet is zowel in het Waterloop kundig Laboratorium te Delft als in het openlucht laboratorium in de Noordoostpolder een groot aantal proeven uitgevoerd, op grond waarvan tenslotte een keuze voor de vorm en de constructie van het stortebed kon worden gedaan. Het onderzoek richtte zich op twee hoofdaspecten: 1. de vormgeving van het stortebed; hierbij werden aanlegdiepte, vorm en afmetingen gevarieerd; 2. de stabiliteit van het stortebed; hieronder is te verstaan de stabiliteit van de constructie- onderdelen waaruit het stortebed is opgebouwd. Voor het onderzoek werd van twee typen modellen gebruik gemaakt. In het Waterloop kundig Laboratorium te Delft werden in een z.g. tweedimensionaal model proeven ge nomen, waarbij slechts een smalle moot van het sluiscomplex werd onderzocht. In de Noordoostpolder werd een derde gedeelte van het gehele sluiscomplex - met inbegrip van één der vleugeleinden - in het model beproefd. In dit model kon b.v. de invloed van het landhoofd (en daarmee die van de derde dimensie) op de ontgronding benedenstrooms van het stortebed worden bestudeerd en konden de consequenties van het spuien met on gelijke sluisopeningen (schuifstanden) worden geanalyseerd. De vormgeving van het stortebed Bij het bestuderen van de te verwachten ontgrondingen is onderscheid gemaakt tussen de stortebedconstructie aan de zee- en aan de rivierzijde van de sluis. Hydraulisch gezien kunnen hierbij drie fasen in het ontwikkelingspatroon van de ontgrondingen worden onder scheiden. 189

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 23